Guatemala
Politiek DossierEen dossier samengesteld naar aanleiding van het bezoek van een officiële delegatie van 8 vakbondsvertegenwoordigers uit Guatemala; november 2008
De volgende organisaties schreven een bijdrage voor dit politiek dossier. Elke organisatie is enkel verantwoordelijk voor de eigen bijdrage:
CATAPA
WERELDSOLIDARITEIT
STEUNGROEP VOOR VREDE EN RECHTVAARDIGHEID IN GUATEMALA
De volgende organisaties onderschrijven het initiatief en de inhoud van dit politiek dossier. Zij dragen geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit dossier:
IVV-CSI
ACV-CSC
ABVV-FGTB
ACLVB-CGSLB
Algemene InleidingGuatemala is een land van oneindig veel tegenstellingen. Het heeft doorheen de geschiedenis periodes van bloei gekend maar evenzeer periodes van verval. Vooral het gewapende interne conflict, dat uitbrak in 1962, heeft tragische gevolgen gehad voor het land.
Na 36 jaren burgeroorlog, werden op 26 december 1996 eindelijk de vredesakkoorden getekend. Er was hoop dat die zouden leiden tot een transformatie van de samenleving op sociaaleconomisch, politiek en cultureel vlak maar vandaag kan men enkel vaststellen dat die transformatie nog altijd geen werkelijkheid is voor de meeste mensen in Guatemala. Geweld tiert welig, de levens- en werkomstandigheden van mensen zijn erbarmelijk en massale schendingen van mensenrechten blijven onbeantwoord.
Het valt op dat mensenrechtenverdedigers die zich verzetten tegen het sociale onrecht, het hard te verduren krijgen. Het is alarmerend hoe dikwijls vakbonden, boerenbewegingen en inheemse groepen het doelwit zijn van geweld. Geweld dat onbestraft blijft.
Redenen genoeg voor het Internationale Vakverbond (IVV) om eind januari 2008 een conferentie te organiseren in Guatemala over de rol van vakbonden in de strijd tegen de straffeloosheid. Een van de aanbevelingen van de conferentie was het organiseren van een missie voor een vakbondsdelegatie uit Guatemala in verschillende lidstaten van de Europese Unie om politieke steun te zoeken voor hun strijd.
Die missie gaat door van 3 tot 21 november 2008. In totaal komen 8 vakbondsvertegenwoordigers in naam van de “Movimiento Sindical, Indígena y Campesino Guatemalteco” (Guatemalteekse Syndicale, Inheemse en Boerenbeweging). Op 3 en 4 november doet deze delegatie België aan. Naar aanleiding van dat bezoek heeft het IVV samen met Wereldsolidariteit, ACV-CSC, ABVV-FGTB en ACLVB-CGSLB een aantal contacten met politieke instanties vastgelegd.
Het is van belang dat pertinente informatie over de situatie in Guatemala en aandachtspunten voor beleidsmakers in België beschikbaar zijn. Vandaar dat Wereldsolidariteit en ACW Leuven het initiatief genomen hebben om samen met CATAPA en de Steungroep voor Vrede en Rechtvaardigheid in Guatemala dit politiek dossier op te stellen. Het is zeker geen exhaustieve beschrijving van de situatie in Guatemala maar eerder een bondige analyse van een aantal kernpunten met een aantal aanbevelingen voor de beleidsmakers waarmee een ontmoeting gepland is op 3 en 4 november. De thema’s die achtereenvolgens aan bod komen zijn: straffeloosheid, syndicale rechten, vrouwenrechten en maquila’s en mijnbouw.
I. Straffeloosheid I.1. Probleemstelling
Op 29 december 1996 werden de vredesakkoorden ondertekend tussen de toenmalige regering, het leger en het gewapend verzet. Dat maakte een einde aan een intern gewapend conflict dat zesendertig jaar lang aansleepte. Tijdens het conflict stonden ongeveer alle sectoren van de maatschappij onder een haast volledige controle van het leger. Het is dan ook niet te verwonderen dat de samenleving na het beëindigen van de vijandelijkheden en het gedeeltelijk terugtrekken van de legereenheden in de kazernes in een vacuüm moest vallen. Er brak een tijdperk aan waarin het land terecht kwam in wat gemakshalve gecatalogeerd wordt als een “naoorlogse chaos.” De militairen maakten plaats voor een civiel bestuur en in de plaats van een dictatuur kwam er een formele maar nog lang geen reële democratie. Meer dan tien jaar later is het geweld in het land alleen maar verhevigd. Zodanig zelfs dat de Verenigde Naties opnieuw volop aanwezig zijn onder de gedaante van een internationale commissie ter bestrijding van de straffeloosheid begaan door clandestiene en misdadige korpsen en organisaties.
I.2. Probleemanalyse
Na het beëindigen van het gewapend conflict werd de gemilitariseerde politie hervormd en kwam er een Nationale Civiele Politie in de plaats. Het leger moest afslanken. Zo kwamen massa’s soldaten op straat terecht, die de laatste jaren van hun leven een wapen droegen. Gewone burgers – hoofdzakelijk Maya´s – die, met of zonder geweld, ingelijfd werden door de militairen in gewapende burgerwachten en ingezet tegen de guerrilla-eenheden werden ontwapend .
Het guerrillaleger moest ook ontwapenen. Op die manier vielen duizenden mensen in een zwart gat, zonder woning, zonder job, zonder inkomen. En heel velen met een verborgen wapen dat ze nooit inleverden.
Een harde kern van het leger, die de vredesakkoorden als een nederlaag en een verraad vonden, organiseerden zich in paramilitaire clandestiene groepen. Andere ex-militairen zitten goed genesteld in de huidige machtsstructuren: ze zitten in de uitvoerende macht , het Congres en vooral het justitieapparaat. Niet voor niets worden regelmatig rechters, magistraten, advocaten en getuigen bedreigd en ook vermoord. Dat brengt ons bij een ander gevolg van het einde van de militaire dictatuur. Wanneer de militaire machtsstructuur, die tijdens het gewapend conflict tot in de kleinste dorpen en gehuchten aanwezig was, wegvalt, komt het land tevens terecht in een machtsvacuüm. Waar is het gezag gebleven? Wie oefent het uit en met welke legitimiteit en macht om het effectief te kunnen waarmaken? Tijdens de jaren na de oorlog nam de onveiligheid alleen maar toe.
Jaar na jaar stierven en sterven tot vandaag tien a vijftien mensen per dag een gewelddadige dood. Volgens Amnesty International stierven 5.781 personen een gewelddadige dood tijdens 2007. Daarnaast registreerde de Unie ter Bescherming van de Verdedigers van de Mensenrechten 109 agressieve daden tegen mensenrechtenverdedigers tijdens de eerste helft van 2008. De slachtoffers van hoofdzakelijk bedreigingen en intimidaties zijn vooral te vinden in de kringen van vakbonden en degenen die zoeken naar de oorlogsmisdaden uit het verleden.
Een nieuw fenomeen dat de kop opsteekt is de “feminicide.” Strikt genomen verwijst de term naar het verschijnsel van vrouwen die vermoord worden omdat ze vrouw zijn. Ontzettend veel vrouwen worden inderdaad vandaag vermoord. Koortsachtig wordt gezocht naar de oorzaken. Maar die verschillen naar gelang de bron van onderzoek: politie, politieke partijen, de procureur of ombudsman voor de mensenrechten, mensenrechtenorganisaties. Sommige onderzoeksbronnen wijzen met de vinger naar intern huiselijk geweld, anderen naar de situatie van geweld in het algemeen, waarbij zowel mannen als vrouwen - en nog altijd veel meer mannen dan vrouwen - vermoord worden en tenslotte zijn er ook bronnen die politieke oorzaken aangeven. Op 15 mei 2008 bekrachtigde het Congres een wetsdecreet dat zware straffen voorziet voor feminicide. Naast feminicide is seksueel misbruik van vrouwen erg verbreid. Volgens het Nationaal Instituut voor Openbare Verdediging werden 22,737 vrouwen slachtoffer van seksueel geweld tussen 2007 en 2008. In deze periode alleen werden 590 vrouwen op een gewelddadige manier vermoord.
De nieuwe politiemacht, deels samengesteld, door ex-soldaten en geteisterd door machtsmisbruik en corruptie is niet in staat die situatie van geweld het hoofd te bieden. In deze neoliberale periode profiteren particuliere initiatieven natuurlijk van deze anomalie. In 2004 waren 119 private veiligheidsdiensten officieel geregistreerd. Samen houden ze 22.861 politiemensen op de been. Dus meer dan de 21.400 agenten van de Nationale Civiele Politie. Bestaat er enige controle op wat die privémilities doen in hun “vrije tijd”?
De malaise die het land in een wurggreep houdt heeft natuurlijk ook heel veel te maken met de nijpende economische situatie die een belangrijk deel van de bevolking veroordeelt tot ondervoeding en honger. Daardoor verlaten sinds jaren duizenden mensen hun hebben en houden en zetten zelfs hun leven op het spel om in de Verenigde Staten te geraken. Een indrukwekkende sector van de economie van het land draait op geldtransfers die de migranten maandelijks naar hun thuisbasis sturen. Niet iedereen geraakt er gesetteld. Velen drijven af naar de marge van de Amerikaanse samenleving en komen terecht in het misdaadcircuit, onder meer in de georganiseerde bendevorming. Later worden ze uitgewezen en teruggestuurd naar het land van herkomst. Ze zijn met tienduizenden in Midden-Amerika. In 2007 werden 23.000 migranten teruggestuurd naar Guatemala. Sommigen onder hen zetten er hun georganiseerde misdadige activiteiten verder en terroriseren de wijk of de hele omgeving. De veiligheidsdiensten staan schijnbaar machteloos. Maar insiders weten te vertellen dat zowel sectoren van het leger als van de politie leden van die “maras” of jeugdbenden in dienst nemen om vuile karweien op te knappen, bijvoorbeeld door politieke militanten uit te schakelen. En of dat alles nog niet genoeg was komt ook de georganiseerde misdaad die circuleert rond drugs en vrouwenhandel op het toneel. Die kartels hebben banden met militairen, politie, volksvertegenwoordigers en andere regeringsbeambten. Zij rekenen – indien nodig met dreigementen - op hand en spandienst van delen van de boerenbevolking vanuit de grensgebieden met Mexico en de Atlantische Oceaan om de handelswaar te produceren of in bewaring te houden. Kers op de taart was de ontdekking in september 2008 van spionageapparatuur uitgerekend in de presidentiële vertrekken.
De grootse oorzaak voor het heersende klimaat van straffeloosheid wordt gezocht in het feit dat het justitieapparaat vierkant draait. Men telt 10.865 klachten van moord en buitengerechtelijke executies op drie jaar tijd. Daarvan kwam het in 1.167 gevallen tot een gerechtelijke uitspraak, of 10.7%. Van die uitspraken waren er amper 6.9% veroordelingen. Samengevat betekent dit dat Justitie een niveau aan straffeloosheid haalt van 93.1%. Maar ook het Openbaar Ministerie kenmerkt zich tot een hoge graad van straffeloosheid. Tussen 2000 en 2007 werden 4.215 klachten ingediend tegen rechters en magistraten. Enkel 28 aanbevelingen voor ontzetting uit het ambt werden geformuleerd. In die zelfde periode werden 614 aanvragen voor ontzetting uit het ambt geformuleerd tegen advocaten. 5.1% werden uitgevoerd.
De internationale gemeenschap kon niet ongevoelig blijven voor dit pijnlijk panorama. Nationale mensenrechtenorganisaties die telkens opnieuw de alarmklok luidden werden gehoord. De VN drong aan bij de Guatemalteekse regering om een internationale onderzoekscommissie op te starten die de clandestiene en misdadige korpsen en organisaties moest opsporen. Uiteindelijk werd een eerste akkoord getekend (CICIACS) tussen de regering en de VN op 7 januari 2003. Het Congres kwam niet over de brug om dat akkoord juridisch te bekrachtigen. De nationale soevereiniteit zou in het gedrang komen. Mensenrechtenorganisaties hadden het eerder over de vrees van een aantal congresleden die zelf verwikkeld zitten in clandestiene misdaadorganisaties. Er werd een verzwakte versie klaar gestoomd (CICIG). Voor de tweede maal – einde 2006 - ondertekenden de regering en de VN een akkoord, deze keer op basis van de nieuwe versie. Onder internationale druk kwam de bekrachtiging vanuit het Congres er dan toch in augustus 2007. De commissie ging van start in september van hetzelfde jaar met een mandaat voor twee jaar. Openbare aanklager van het Spaanse Opperste Gerechtshof, Carlos Castresana, werd door de VN aangesteld als hoofd van de commissie. In september 2008 werd de balans van een jaar werking opgemaakt. De eerste maanden gingen er aan met het zoeken naar internationale politieke en financiële steun (naast de Europese Unie kan de commissie rekenen op financiële bijdragen van nog eens negen Europese lidstaten). Er werd een operationele structuur opgezet en relaties opgebouwd met de nationale politieke en juridische overheden, de civiele maatschappij en de media in Guatemala. Tijdens het tweede trimester werd de commissie bevolkt met administratief, onderzoeks- en veiligheidspersoneel en (vooral internationale) politieagenten, aanklagers en advocaten tot 40% van de voorziene capaciteit. Tijdens het derde trimester werkte de commissie met 109 functionarissen afkomstig uit 24 landen, vooral mannen omdat er 41 veiligheidsagenten bijzijn, samen goed voor 73% van haar personeelscapaciteit. Het strategisch onderzoekswerk ging vooral uit naar de tekortkomingen van het Openbaar Ministerie en het identificeren van openbare functionarissen die het onderzoekswerk belemmeren. Gedurende het vierde trimester werd sterk samengewerkt met het Openbaar Ministerie en het justitieapparaat.
Tijdens het eerste werkjaar kreeg de commissie 64 (ontvankelijk verklaarde) klachten binnen. Daaronder waren er 15 individuele gevallen met een “hoog impactgehalte.” Daarnaast werden een aantal klachten gebundeld volgens thema’s zoals moord op vrouwen, moord op buschauffeurs, vrouwenhandel, aanvallen en moord op vakbondsmensen en mensenrechtenverdedigers. Nog een belangrijke taak bestond er in voorstellen in te dienen bij het Congres om bepaalde wetten te hervormen, onder andere de Wet op Wapendracht en Munitie. Volgens berekeningen van de commissie verbruikt het land per jaar 50 miljoen munitiestukken, meer dan het dubbele van het gebruik tijdens het intern gewapend conflict. Maar ook hervorming is nodig van enkele wetten die in het leven geroepen werden om mensen te beschermen tegen willekeur. In de praktijk worden die echter ook aangewend door misdadigers die op een of andere manier misbruik maken van hun machtspositie of hun officieel ambt om bescherming of immuniteit te genieten en die uiteindelijk op die manier straffeloos door het leven kunnen gaan. Het gaat om de Wet op Bescherming door het Grondwettelijk Hof, de Wet van het Vooronderzoek en het Wetboek van Strafvordering.
Volgens sommige waarnemers heeft de commissie tijdens het eerste jaar van haar functie belangrijk werk geleverd. Anderen vinden de vele geïnvesteerde fondsen weggegooid geld. We kunnen besluiten dat heel veel van het welslagen van de strijd tegen de straffeloosheid en de daartoe zo noodzakelijke verbetering van het justitieapparaat in het land afhangt van het feit of de gerechtsfunctionarissen al dan niet vrijuit hun taak kunnen vervullen. Nog in 2008 werden op zeven maanden tijd acht officiële ambtenaren die te maken hadden met veiligheid en gerechtszaken vermoord. Uiteindelijk zijn het de rechters in Guatemala die verantwoordelijk zijn voor efficiënte onderzoeken en rechtvaardige processen. Veel zal ook afhangen van de intensiteit waarmee de regering de corruptie bestrijdt en de begonnen uitzuiveringen in de rangen van politie en andere functionarissen in het gerechtsapparaat verder zet. Ook het Openbaar Ministerie zal haar interne vernieuwing moeten verder zetten. Een belangrijke taak bestaat er in een nationaal systeem uit te bouwen dat er moet voor zorgen dat getuigen beschermd worden. Het Congres zal op zijn beurt de politieke wil moeten opbrengen , om de voorstellen van CICIG tot wijziging van enkele wetten, te bekrachtigen. Ten slotte zullen de civiele maatschappij en alle burgers moeten meewerken in een gemeenschappelijk engagement om dit titanenwerk te doen lukken.
I.3. Aanbevelingen
1. De Belgische Overheid kan ook middelen vrijmaken , zowel technische als financiële, om de goede werking van de CICIG te garanderen. Momenteel heeft de CICIG een mandaat van 2 jaar en werkt ze op middelen van Duitsland, Denemarken, Spanje, Finland, Noorwegen, Nederland, Engeland, Zweden, Zwitserland, de Europese Unie en de Verenigde Staten.
2. De Belgische Overheid zou meer politieke druk moeten uitoefenen op de autoriteiten in Guatemala om het thema van de straffeloosheid hoog op de agenda te houden.
II. Syndicale rechten II.1. Probleemstelling
De belangrijkste syndicale rechten zijn de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen. De vrijheid van vereniging houdt in dat eenieder vrij is om een vakvereniging op te richten of zich daarbij aan te sluiten. Een kerntaak van vakverenigingen is het aangaan van onderhandelingen met de werkgeversverenigingen om collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten. Ook al zijn syndicale rechten fundamentele mensenrechten, ze worden in Guatemala constant met de voeten getreden.
II.2. Probleemanalyse
De vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen komen in verschillende internationale mensenrechteninstrumenten voor:
- Artikel 8 Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, geratificeerd door Guatemala op 19 Mei 1988;
- Artikel 8 Bijkomend Protocol inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten bij de Amerikaanse Conventie inzake Mensenrechten, geratificeerd door Guatemala op 5 Oktober 2000;
- IAO Conventie N°87 inzake de Vrijheid van Vereniging en het Recht op Organisatie, geratificeerd door Guatemala op 13 februari 1952;
- IAO Conventie N°98 met betrekking tot het Recht op Collectieve Onderhandelingen, geratificeerd door Guatemala op 13 februari 1952.
Ondanks de vele ratificaties, hebben vakbondsleiders en militanten de grootste moeilijkheden om zichzelf te handhaven in Guatemala en daar zijn zowel wettelijke als feitelijke redenen voor.
• Wettelijke obstakels
Op juridisch vlak is het duidelijk dat de huidige wetgeving de normale ontwikkeling van syndicale activiteiten bemoeilijkt en zelfs onmogelijk maakt in een heel aantal gevallen. Het Comité van Experten inzake de Toepassing van Conventies en Aanbevelingen wijst al vele jaren op de volgende punten :
- beperkingen om vakbondsorganisaties op te zetten: volgens Artikel 215(c) van het Arbeidswetboek kan een beroepsfederatie slechts opgezet worden als men 50% plus een van de werkers in de sector vertegenwoordigt. Volgens het Comité van Experten en de technische missies die de IAO al ter plaatse gestuurd heeft maakt deze vereiste het quasi onmogelijk om een federatie op te richten. Bovendien wordt in vele gevallen de officiële erkenning van de vakbond op de lange baan geschoven of gewoonweg geweigerd.
- beperkingen op de verkiesbaarheid van vakbondsleiders: men kan zich slechts verkiesbaar stellen als vakbondsleider als men van Guatemalteekse origine is en als men werkt in de betrokken sector of het bedrijf, volgens Artikel 220 en 223 Arbeidswetboek.
- beperkingen op de organisatie van vakbondsactiviteiten: het recht om in staking te gaan wordt zodanig aan banden gelegd dat het Comité van Experten opmerkt dat er sinds 1975 geen “rechtmatige” staking meer heeft plaatsgevonden.
• Feitelijke obstakels
Het klimaat van geweld, repressie en intimidatie ten aanzien van vakbondsleiders en militanten maakt het nog moeilijker. Hoe kan een vakbond mensen organiseren als die steeds onder druk gezet worden en bedreigd worden met ontslag of erger? Wie durft nog opkomen voor de rechten van werkende mensen, als het je kop kan kosten? In een land als Guatemala, waar de straffeloosheid heerst, betekent dit dat je bij de vakbond volledig aan je lot wordt overgelaten. Voor de vakbonden in Guatemala zijn dit duidelijke tekenen dat de werkgevers en de overheid een antisyndicale politiek voeren, waarbij de vakbondsbeweging systematisch monddood gemaakt wordt .
De meest uiteenlopende bronnen bevestigen dat de lijst van gewelddaden veel te lang is en dat slechts zelden een gerechtelijk onderzoek gevoerd wordt, laat staan iemand veroordeeld.
- het Comité van Experten roept de overheid al jaren op om een einde te maken aan het geweld tegen de vakbondsbeweging enerzijds door effectieve bescherming te voorzien voor leden van de vakbond en anderzijds door de efficiënte bestraffing van de schuldigen . De Commissie inzake de Toepassing van Conventies en Aanbevelingen, die zich tijdens de jaarlijkse Internationale Arbeidsvergadering van de IAO buigt over 25 individuele zaken op basis van het rapport van het Comité van Experten, heeft in juni 2008 nogmaals beslist om een IAO High Level Mission te sturen naar Guatemala om ook voor deze problematiek een oplossing te vinden .
- De VN Speciale Rapporteur voor Buitengerechtelijke en Willekeurige Executies heeft in 2006 eveneens een missie ondernomen in Guatemala. Hij kwam tot het besluit dat er in Guatemala elk jaar meer dan 5.000 buitengerechtelijke executies plaatsvinden, meer dan tijdens het gewapend conflict dat het land 36 jaar teisterde. In zijn rapport schrijft hij vervolgens : “Guatemala is a good place to commit a murder, because you will almost certainly get away with it” . Of hoe straffeloosheid geïnstitutionaliseerd is.
- De Nationale Beweging voor Mensenrechten (Movimiento Nacional por los Derechos Humanos) is een coalitie van sociale organisaties, met inbegrip van de vakbonden. Binnen de Nationale Beweging is er een eenheid opgericht die zich specifiek bezig houdt met het in kaart brengen van geweldplegingen tegen mensenrechtenverdedigers, inclusief vakbondsleden.
Deze eenheid publiceert rapporten die een overzicht geven van het aantal en het type gewelddaden dat gepleegd wordt en tegen wie. In het laatste rapport dat uitgegeven werd voor de periode januari – augustus 2008, komt erg duidelijk naar voor hoe vaak de vakbondsbeweging af te rekenen krijgt met geweld . In de grafiek hieronder wordt duidelijk aangegeven welk type mensenrechtenverdedigers het meest belaagd wordt.
Tijdens de eerste 8 maanden van dit jaar werden dus 43 gewelddaden tegen vakbondsleden geregistreerd.(zwarte kolom) .Het gaat daarbij zowel om moorden, ontvoeringen, bedreigingen, intimidaties als inbraken in de lokalen van vakbonden. Zeer recent nog, op 21 september 2008, werd José Israel Romero Ixtacuy, Algemeen Secretaris van de Vakbond van de Gemeentelijke Elektriciteitsonderneming, vermoord op klaarlichte dag. Op 7 augustus 2008, besliste de burgemeester van Esquipulas tot de hardhandige ontruiming van publieke plaatsen waar de straatverkopers van de informele economie hun standjes hebben, ook al was het stadsbestuur akkoord gegaan met een voorstel van de vakbond om door middel van sociale dialoog tot een onderhandelde oplossing te komen .
Bijgevolg verwondert het niet dat in Guatemala minder dan 2% van de actieve bevolking aangesloten is bij de vakbond, waardoor de slagkracht van de vakbonden nogal verzwakt is . Tegen deze achtergrond, moet de Guatemalteekse regering structurele maatregelen nemen om te garanderen dat syndicale rechten gerespecteerd worden. Aan de ene kant moet het wettelijk kader aangepast worden aan de geldende internationale arbeidsnormen, die door Guatemala geratificeerd werden. Bovendien moeten het gerechtelijke en politieapparaat de nodige middelen en autonomie krijgen om degelijke onderzoeken te voeren en schuldigen te berechten. In solidariteit met de vakbeweging in Guatemala, heeft de internationale arbeidersbeweging al heel wat stappen ondernomen om de druk op de regering van Guatemala op te voeren. Zo heeft het Internationale Vakverbond (IVV) – beter gekend met zijn Engelse acroniem ITUC – begin dit jaar een internationale conferentie georganiseerd in Guatemala Stad over de rol van vakbonden in de strijd tegen de straffeloosheid. Tijdens die conferentie heeft President Alvaro Colom Caballeros zich duidelijk uitgesproken tegen de straffeloosheid en voor het principe van de rechtsstaat. Hij heeft zich bovendien concreet geëngageerd om een solide sociale dialoog op te starten en om de arbeidsinspectie te versterken .
II.3. Aanbevelingen
1. De Belgische Overheid moet de druk op de regering van President Alvaro Colom Caballeros opvoeren door te wijzen op de talrijke mensenrechtenverplichtingen die ze moet nakomen. Met betrekking tot de engagementen die de Guatemalteekse regering heeft aangegaan inzake sociale dialoog en een versterkte arbeidsinspectie, kan België ook technische bijstand verlenen.
2. De Belgische Overheid moet ervoor zorgen dat de Associatie Akkoorden die momenteel onderhandeld worden tussen de Europese Unie en Centraal Amerika een volwaardig sociaal hoofdstuk bevatten betreffende de bescherming van de fundamentele arbeidsrechten, met inbegrip van de syndicale rechten. In de Associatie Akkoorden moet ook een toezichtmechanisme voorzien worden dat zich kan uitspreken over schendingen van die rechten en waarin ook de sociale partners betrokken worden .
III. Vrouwenrechten met specifieke aandacht voor maquila’s en feminicidio III.1. Probleemstelling
Niettegenstaande het feit dat de vrouwenbeweging zich samen met vele andere sociale en mensenrechtenbewegingen sterker maakte eind jaren tachtig en negentig blijft Guatemala in de ban van een dagdagelijks geweld dat velen met verstomming doet slaan en dat op haar beurt enorm contraproductief werkt op gebied van het respect voor de mensenrechten in het land. Iedereen is daar het slachtoffer van maar vrouwen zijn een bijzonder kwetsbare groep. In de maquila’s, die wereldwijd gekend zijn voor de slechte arbeidsvoorwaarden, worden vooral vrouwen tewerkgesteld. Bovendien worden vrouwen in de maquila’s waar hun arbeidsrechten massaal geschonden worden. Bovendien komen moorden op vrouwen omwille van hun vrouw-zijn steeds meer voor, de zogenoemde “feminicidio”.
III.2. Probleemanalyse
Maquilas
Een van de ophefmakende uitschieters van het bedrijfsleven in Midden-Amerika zijn de vrijhandelsateliers of de maquilas. De buitenlandse eigenaars werven vooral meis¬jes en jonge vrouwen aan. De staat houdt zich gedeisd tegen de misbruiken van de eigenaars om die welgekomen bron van werkgelegenheid niet te verliezen. In Guatemala, Honduras, El Salvador en Nicaragua werken naar schatting tweehonderdduizend mensen in assemblagefabrieken, de zogenaamde maquilas. De meerderheid daarvan zijn vrouwen. Gedwongen door armoede migreren vrouwen van het platteland naar de steden om er te werken in dergelijke fabrieken. Ze worden er in vele gevallen uitgebuit en werken in de meest erbarmelijke omstandigheden
• Situatie in Guatemala
Momenteel telt Guatemala zo’n 184 maquila-bedrijven. 66% daarvan bestaat uit Koreaans of Noord-Amerikaans kapitaal. Van de onge¬veer 70.000 mensen die er tewerkgesteld worden, zijn de meesten jonge vrouwen (80%). In Guatemala waren er in december 2004 nog 113.272 arbeiders en arbeidsters werkzaam in de textielindustrie, terwijl in november 2007 er nog 69.409 aan het werk waren. In 2007 hebben 36 maquilas hun deuren gesloten. Daardoor stonden 12.000 mensen opnieuw op straat. Als er nog maar een vakbondsgeur zweeft in de werkruimte en het bedrijf slaagt er niet in de betrokkenen te identificeren en buiten te gooien, dan riskeren de regering en de werklui dat het bedrijf de hele zaak sluit en er uit trekt.
De investeringskosten om een maquila op te starten zijn gering. Ook de infrastructuur die nodig is, is miniem. Bovendien stelt de wet in Guatemala voor de ‘Bevordering en Ontwikkeling van de Exportactiviteit’ dat een maquila-bedrijf de eerste tien jaar geen belastingen moet betalen op de huurprijs van hun locatie. Het gevolg hiervan is dat deze bedrijven vóór het verlopen van de belastingsvrije periode en in het geval dat er zich problemen stellen, gewoon de boel sluiten en elders zonder al te veel rompslomp de fabriek weer openen onder een andere naam. Werknemers wor¬den op voorhand niet ingelicht en staan van de ene dag op de andere op straat.
• Arbeidsomstandigheden in de maquila’s
De maquila’s staan bekend als werkplaatsen waar arbeidsrechten continu geschonden worden. Vakbonden krijgen er bijna geen voet aan de grond. Arbeiders, vakbonden en plaatselijke ngo’s klagen deze situatie aan. De meeste klachten gaan over:
- Zeer lange werkdagen: die dikwijls 12 tot 14 uren per dag bestrijken met slechts één middagpauze. De arbeiders(sters) worden verplicht extra uren te kloppen, van 2 tot 4 uur bovenop hun normale programma, en dit zonder vergoeding. Vaak zeven dagen op zeven.
- Lonen : worden dikwijls te laat of gewoon niet uitbetaald.
- Zwangerschaps¬testen : deze discriminerende en onwettelijke praktijk wordt nog steeds veelvuldig toegepast vóór het in dienst nemen van nieuwe arbeiders(sters). Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven hebben wettelijk gezien ook nog een aantal extra rechten, zoals meer pauzes, die hen ontzegd worden op straffe van ontslag. Ook krijgen werknemers(sters) soms pepmiddelen toegediend om de productie en werkuren op te drijven
- Schendingen van de wet op de sociale zekerheid: het management van de maquila’s trekt de sociale bijdragen wel af van het loon van de arbeiders(sters) maar weigert hen de nodige certificaten te geven in geval ze beroep willen doen op de diensten van het Guatemalteeks Instituut voor Sociale Zekerheid. Dat doet het vermoeden rijzen dat deze sociale bijdragen niet doorgestort worden.
- Het wordt door de bazen niet getolereerd afwezig te zijn. Als de arbeiders ziek zijn en niet kunnen komen, wordt er gedreigd met verlies van hun loon of zelfs hun baan.
- Andere legale voordelen, zoals ontslagvergoedingen en vakantieperiodes, worden niet toegekend.
Het lijkt evident om onder zo’n omstandigheden naar de arbeidsinspectie te stappen. En toch is het dat niet in Guatemala. Vakbonden merken op dat de inspectie niet efficiënt is: er is te weinig mankracht en middelen en vele inspecteurs zijn bovendien corrupt. Dit heeft tot gevolg dat aan vele klachten van de arbeiders(sters) geen gehoor gegeven wordt. De CALDH meldt in een rapport dat de inspecteurs de arbeidsters ompraten om hun achterstallige lonen niet aan te klagen, omdat dit via zeer lange en trage procedures verloopt en amper kans van slagen heeft. Bovendien waarschuwen zij de werknemers dat hun namen opgenomen zullen worden op ‘zwarte lijsten’ die onder de bedrijven circuleren. Eens op de zwarte lijst verliezen ze alle kans om nog in een andere maquila tewerkgesteld te worden.
Yolanda Martinez werkneemster in een maquila getuigt: “De bazen dreigden ermee me te ontslaan als ik iets slecht over het bedrijf zou zeggen tegen de arbeidsinspecteurs die langs kwamen. Ik moest zeggen dat alles normaal was.” Enkele dagen na het bezoek van de inspec¬teur, sloot de maquila waar Yolanda werkte en werden de meer dan 800 arbeid¬sters op slag werkloos.
FeminicidioHet fenomeen van de gewelddadige moorden op vrouwen kan men niet los zien van het interne gewapende conflict dat uitvoerig in het eerste deel van dit dossier behandeld werd. Tijdens dit conflict cultiveerde de Guatemalteekse staat een algemeen gevoel van terreur, zegt de Historische Ophelderingcommissie (CEH) die na het conflict werd opgericht om de oorzaken en de gevolgen van het conflict in kaart te brengen. Terreur werd op een cyclische en symbolische wijze gezaaid. Voorvallen zoals het achterlaten van lijken met kenmerken van martelingen in openbare plaatsen, de massamoorden in dorpen en de arbitraire selectieve executies waren bedoeld om terreur te zaaien onder de bevolking. En daarbij werd ook de vrouwelijke bevolking enorm geviseerd. Vrouwen werden systematisch verkracht in militaire kazernes door soldaten en PAC´s . dikwijls werden vrouwen die verkracht en geëxecuteerd waren, vervolgens achtergelaten op publieke plaatsen met objecten in hun vagina.
• Huidige situatie
Het voortdurende geweld tegen vrouwen en het fenomeen van feminicidio (moord op vrouwen omwille van hun vrouw-zijn ) verklaart zich deels door de blijvende ongelijke machtsrelaties tussen mannen en vrouwen, die een socio-economisch en politiek klimaat creëren waar geweld tegen vrouwen toegelaten of getolereerd wordt of dit nu thuis is, op de werkvloer, via discriminatie en/of in extreme gevallen ook moord betekent. Daar het aantal moorden op vrouwen almaar stijgt, wordt het hoog tijd voor een diepgaand onderzoek naar het fenomeen om een antwoord te krijgen op de vraag waarom deze moorden (blijven) gebeuren. Ook de vakbondsbeweging is zich sterk bewust van deze gruwelijke problematiek en zal in toenemende mate activiteiten ontwikkelen om een antwoord trachten te bieden door deel te nemen.
Het aantal vrouwen dat op een gewelddadige manier gedood wordt, gaat almaar in stijgende lijn: in 2005 werden bijna dubbel zoveel moorden geregistreerd in vergelijking met 2001 en 2002. En deze tendens zet zich door. De cijfers in de onderstaande tabel spreken voor zich.
Jaar Aantal moorden op vrouwen
2000 213
2001 307
2002 317
2003 383
2004 531
2005 665
Tot 24 april 2006 194
In het rapport van Amnesty International van 2005 “ Noch bescherming, noch rechtvaardigheid : moorden op vrouwen in Guatemala.” wordt aangegeven dat een belangrijk aantal van de slachtoffers uit armere sociale lagen van de bevolking komt en voor hele lage lonen werkt in winkels, particuliere huizen of fabrieken. Enkelen waren migrantenarbeidsters uit naburige Centraalamerikaanse landen , anderen waren lid van gemarginaliseerde groeperingen zoals jeugdbendes of sexwerkers. Maar in de meeste gevallen ging het om werkende (jonge) vrouwen die op het moment van de moord een grotere sociale en economische activiteit aan het ontwikkelen waren waardoor ze zichtbaarder werden in het openbare leven. ( d.w.z. niet meer binnenshuis zaten).
Volgens de cijfers van de nationale politie (PNC) werden er tussen 2005 en april van 2006 2610 vrouwen vermoord op een gewelddadige manier; vrouwen worden mishandeld en verkracht teruggevonden in vuilniszakken, containers of langs de weg, vaak ver buiten hun woonplaats. In hun lichamen zijn geregeld haatdragende teksten gekerfd. Van de 665 vrouwen die vermoord werden in 2005 is welgeteld één persoon tot nog toe voor het gerecht verschenen. De moordgolf is zelfs voor Latijns- Amerikaanse verhoudingen uitzonderlijk, ook vanwege het gruwelijke karakter van de moorden .
• Acties rond feminicidio
Feminicidio krijgt aandacht vanuit het sociale middenveld, vanuit de vrouwenbeweging maar ook vanuit de syndicale beweging. Het Guatemalteekse netwerk dat samenwerkt in de strijd tegen geweld op de vrouw – Red de la No Violencia contra la Mujer oefende jarenlang heel veel druk uit waardoor zowel bezoeken van de Speciale Rapporteur van de Verenigde Naties voor Geweld tegen Vrouwen als van de Inter-Amerikaanse Commissie van de Mensenrechten konden waargemaakt worden. Verschillende Europarlementsleden werden uitgenodigd om de situatie ter plaatse te leren kennen. Het was vooral het gebrek aan steun op nationale vlak, dat het Red de No Violencia contra Mujeres aanspoorde om van strategie te veranderen en dus begon om meer de internationale gemeenschap te interpelleren. Ze heeft daarom verschillende zaken bij de Inter-Amerikaanse Commissie van Mensenrechten voorgedragen. ‘Als de overheid óns niet wil horen, dan moeten ze maar luisteren naar de internationale gemeenschap. Internationale steun is onze enige hoop’ . Deze acties hebben er al mede voor gezorgd dat de verschrikkelijke situatie waarin vele vrouwen zich bevinden in Guatemala nu op de publieke agenda is komen te staan zowel op nationaal als internationaal vlak. Op 9 april van dit jaar keurde het Guatemalteekse congres dan ook eindelijk de wet goed tegen femenicidio en andere vormen van geweld tegen de vrouw , op 15 mei trad ze dan ook in werking. Het komt er nu op aan dat de openbare instellingen de wet effectief toepassen . De wet betekent tegelijkertijd ook een uiteindelijke officiële erkenning vanwege de overheid van de onveilige situatie van de vrouw in het land.
Maar er moet nog veel meer gebeuren . Er is dringend nood aan gespecialiseerd onderzoek dat precies kan nagaan wat de oorzaken zijn van dit perverse fenomeen. Bovendien moet het Openbaar Ministerie versterkt worden om dit soort specifieke zaken efficiënt te kunnen aanpakken: er moet meer personeel komen, meer training voor het personeel, meer lokale afdelingen van het Openbaar Ministerie waar vrouwen klachten kunnen neerleggen. Bovendien moet er ook streng opgetreden worden tegen gezagsdragers en politieagenten indien blijkt dat zij betrokken zijn bij brutaliteiten tegen vrouwen.
III.3. Aanbevelingen
1. De Belgische Overheid moet middelen vrijmaken om de arbeidsinspectie in Guatemala te versterken. De arbeidsinspectie is een cruciaal instrument om de arbeidswetgeving te doen naleven, inclusief in maquila’s. Het kan daarbij ook gaan om technische bijstand om arbeidsinspecteurs te trainen.
2. De Belgische Overheid moet de Guatemalteekse overheid aanmoedigen om een grootscheepse publieke campagne te voeren rond feminicidio en met aandrang de praktische toepassing van de recent goedgekeurde wet tegen feminicidio en andere vormen van geweld tegen de vrouw vragen . Hier kunnen ook extra middelen voor worden vrijgemaakt. Er moet op nationaal vlak extra aandacht gaan naar de kwetsbare positie van de vrouw in de samenleving.
IV. Guatemala: mijnbouw en inheemse bevolking IV.1. Probleemstelling
De exploitatie van natuurlijke rijkdommen in Guatemala kende in de afgelopen twee jaar een sterke stijging. De productiewaarde bedroeg tijdens de periode 1997-2005 Q 686,7 miljoen , met een totale waarde van Q 138,9 miljoen in 2005 . In 2006 bedroeg dit reeds Q 1066,2 miljoen en Q 1785 miljoen in 2007, respectievelijk een stijging van 667,7% en 67,4% met het vorige jaar. De goudproductie speelt hierin een bijzonder belangrijke rol. 81,2% van de totaal bekomen productiewaarde ten gevolgde de exploitatie van metalen was in 2007 te danken aan de goudproductie. De mijnsector bracht de Guatemalteekse overheid bijna Q 19,5 miljoen aan inkomsten op. Dit is een inkomstenstijging van 74% ten opzichte van 2006. Het bedrag oogt hoog maar het is echter amper 1% van totale productiewaarde. De belastingsdruk in het land is er bijzonder voordelig. De Guatemalteekse mijncode regelt dat een onderneming maar 1% belastingen moet betalen: 0,5% gaat naar de nationale overheid, en 0,5 procent gaat naar de lokale overheden.
De mijnbouwsector creëert ook jobs in het land. In 2007 leverde ze 3642 banen. Het is voornamelijk de exploratiefase die voor jobs zorgt. Tijdens de exploitatiefase was er in 2007 amper nood aan 306 jobs waarvan het merendeel tijdelijke jobs. De jobcreatie lijkt gunstig gezien een belangrijke percentage van de exploitatie van natuurlijke rijkdommen in 2007 plaatsvond in die provincies met de hoogste armoedegraad (80% en meer) .
Het lage aantal permanente jobs die de sector creëert weegt echter niet op tegen de verschillende problemen die de sector veroorzaakt. De Marlin mijn in San Marcos is één van de vele voorbeelden in het land dat duidelijk aantoont dat het huidige Guatemalteekse overheidsbeleid eerder gericht is op het ondersteunen van de mijnbouwsector en de verschillende problemen die de exploraties en exploitaties met zich meebrengen niet altijd doorwegen in de besluitvorming. Het project is gekend voor het toebrengen van zware milieuschade (onder andere als een gevolg van het gebruik van ondermeer cyanide), het oppompen van grote hoeveelheden water wat dan weer de watervoorziening van de bevolking in gevaar brengt en er is sprake van gebrekkige compensaties voor het verlies van land en de gezondheidsproblemen die de werken veroorzaken. Het is voornamelijk het sociale luik dat in dit hoofdstuk aan bod komt.
IV.2. Probleemanalyse : het overheidsbeleid inzake mijnbouw versus de inheemse bevolking
De inheemse gemeenschap van het land maakt meer dan de helft van de Guatemalteekse bevolking uit. De Europese Commissie schat dat 74% van de inheemse bevolking in armoede leeft en 40% in extreme armoede. De academische literatuur en de jurisprudentie omschrijven heel wat voorbeelden van bijzonder ernstige problemen als een gevolg van de mijnbouw, in vele gevallen met betrekking tot de niet-naleving van de internationale conventies die Guatemala heeft geratificeerd.
Zo volgden in 2006, 2007 en 2008 heel wat opmerkingen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) over de niet-naleving van ILO Conventie C169 . Guatemala heeft deze conventie geratificeerd op 5 juni 1996. De ILO Governing Body en het ILO Comité van Experten spoorden de Guatemalteekse overheid reeds verschillende malen aan om de conventie na te leven. Het onderzoek van de ILO Governing Body kwam er na een klacht van de Federation of Country and City Workers (FTCC) over de niet-naleving van de juridische status van de landrechten van de inheemse gemeenschap Queqchi tijdens de exploratie van de EXMIBAL mijnconcessie (2004). De ILO Governing Body en het Comité van Experten drongen er bijgevolg bij de overheid op aan om heel wat artikelen van de conventie te respecteren, in bijzonder inzake het consulteren van de inheemse bevolking voor de toekenning van een exploratie- en exploitatielicentie voor activiteiten om het grondgebied die de bevolking bezetten of gebruiken.
Die rechten worden tevens ook in een ander internationaal fundamenteel mensenrechtenverdrag opgesomd. Het Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie (1965) behoort tot een van de fundamentele mensenrechtenverdragen en is door 177 landen onderschreven. Guatemala ratificeerde het verdrag op 17 februari 1983. Guatemala verplicht zich er dan ook toe om alle wettelijke of andere maatregelen te nemen die nodig zijn om de erkende rechten in het verdrag te respecteren en te beschermen.
Het Comité voor de Eliminatie van Raciale Discriminatie (CERD) heeft in de afgelopen jaren enkele bijzonder relevante uitspraken gedaan. Het vindt dat ieder land dat partij is bij het verdrag de rechten van alle autochtone gemeenschappen moet erkennen en beschermen, zijnde het bezitten van, het ontwikkelen en het controleren van het land waar zij traditioneel wonen , insluitend het water en de ondergrondse rijkdommen. De landen moeten tevens aan hen het recht tot gebruik van het land garanderen waartoe de gemeenschappen traditioneel toegang tot hebben maar niet bewonen .
In 2006 drukte de commissie haar bezorgdheid uit over de niet-naleving van deze rechten bij de toekenning van economische plannen in Guatemala .
Het CERD raadt de ondertekende landen tevens aan om in overleg met de inheemse gemeenschappen de territoria af te bakenen die de gemeenschappen traditioneel bezetten of gebruiken, en de nodige adequate procedure te ontwikkelen om landconflicten op te lossen binnen het juridisch systeem van het land maar in rekening met het inheems gewoonterecht . Ook hier verwijst de commissie naar ernstige problemen in het land .
Deze verschillende aspecten zijn tevens terug te vinden in de regionale jurisprudentie. De Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens interpreteert de artikels 18 en 23 van de Amerikaanse Verklaring inzake de Rechten en Plichten van de Mens als volgt. Landen hebben de verplichting om te garanderen dat de volledige inheemse gemeenschap de toestemming geeft over de gebeurtenissen op (en nabij) het land dat zij traditioneel bewonen en gebruiken . Dit houdt dan concreet in dat de landen die deze Verklaring aannamen ervoor moeten zorgen dat mijnbouwinvesteerders op haar territorium de nodige documenten over de impact van de werken tijdig beschikbaar moet maken.
Een ernstig probleem is dat Guatemala niet beschikt over de nodige wetgeving om de rechten van de mensen te beschermen. Dit feit kwam ter sprake in de academische literatuur en uitspraken van instanties zoals de IAO en de Europese Commissie. Ook de mijncode is problematisch. Dit kwam nog eens nadrukkelijk aan bod nadat het grondwettelijk hof in juni 2008 verschillende artikelen ervan vernietigde. De overheid blijft echter nog steeds dezelfde wetgeving als juridisch kader gebruiken bij haar beslissingen inzake de toekenning van mijnconcessies. De gevolgen voor de inheemse bevolking werden reeds herhaaldelijk in de academische literatuur besproken. Het gaat onder meer over de schadelijke gevolgen die het gebruik van zware chemische producten tijdens de exploitatiewerken met zich meebrengen, alsook en de gevolgen van watervervuiling en – onttrekking.
IV.3. Aanbevelingen
1. De Belgische Overheid moet bijzonder waakzaam zijn bij beslissingen inzake toekenning van leningen of andere ondersteuningen door internationale financiële instellingen, zoals de Wereldbank, aan bedrijven in Guatemalteekse mijnbouwprojecten. De bank heeft reeds in het recente verleden (2004) een lening toegekend voor de exploitatie van een bijzonder betwistbaar mijnproject (Marlinmijn). De CAO ombudsman (van de Bank) liet in 2005 weten dat ze sterk twijfelt aan de geschiktheid van de consultaties met de lokale inheemse bevolking.
2. De Belgische Overheid moet er bij de Europese Commissie op aan dringen dat ze tijdens haar onderhandelingen voor een Associatie Akkoord een sterke nadruk moet leggen op de verplichtingen van Guatemala, en ieder van de andere landen, onder het internationaal recht. De Commissie moet op een krachtdadigere manier duidelijk maken dat een dergelijk akkoord enkel kan onder voorwaarde dat de fundamentele mensenrechten worden gerespecteerd, en hiernaar controle zal gebeuren. Het huidige akkoord, zijnde het EU-Central America Political Dialogue and Co-operation Agreement biedt de Commissie nauwelijks enige middelen om het mensenrechtenrecht te laten naleven.
3. De Belgische Overheid moet in haar eigen wetgeving inschrijven dat Belgische ondernemingen die actief zijn in het buitenland en de ondernemingen die belangrijke financiële en administratieve activiteiten hebben in België, de fundamentele mensenrechtenverplichtingen (zijnde de fundamentele mensenrechtenverdragen, IAO fundamentele en prioritaire mensenrechtenconventies) binnen en buiten haar grondgebied respecteren en hiervoor ook juridisch verantwoordelijk kunnen gesteld worden.