Setaña, el pueblo unido jamás será vencido?!
Bezoek CM, ACW en ACV aan een gewraakte fincanederzetting: David tegen Goliath
Het staat op geen enkele kaart en geen verkeersbord wijst de weg erheen. Het dorp Setaña ligt in het departement Alta Verapaz. Vanuit de departementshoofdstad Cobán de weg naar het Noorden en na een aantal kilometer rechtsaf de teerweg af. Daarna nog een uur hobbelen over een weg van stenen en modder en dan is er opeens het grote bord: “Vakbond van het dorp Setaña, aangesloten bij de boerenbond Fedecampo en de CGTG”. Bij het begin van het dorp hebben de boeren het neergezet, bij hun gebouwtje dat ook dienst doet als apotheek.
Als we binnenrijden in het dorp, staan een driehonderd mensen ons op te wachten. Ze werden allen uitgenodigd om het verhaal van de blanken te horen, te zien wat we zouden kunnen veranderen aan hun situatie, om hun verhaal van onzekerheid en druk te vertellen. De tolk vertaalt ons verhaal naar het Spaans, van het Spaans gaat het dan door een andere tolk naar het Qiq-chi.
Aan de kleren van de mannen kun je niet merken dat Setaña een indiaanse gemeenschap is. Aan de taal wel, want de meeste bewoners spreken geen Spaans, maar de indiaanse taal Qiq-chi, de kinderen in het dorp leren nu de talen Spaans en Qiq-chi op de basisschool. In de laagste klassen zijn de lessen bijna helemaal in het Qiq-chi en in de hoogste klassen gaat het meeste in het Spaans.
Zo’n dertig jaar geleden zijn de boeren hierna toe gekomen, want het land werd door niemand gebruikt. Maar nog altijd zijn ze niet zeker of ze kunnen blijven. Een grootgrondbezitter heeft een rechter naar zijn hand gezet en probeert de boeren te verjagen. Diezelfde ochtend van ons bezoek kwamen er drie pick-ups op het terrein. Goed bewapende mannen en een deurwaarder, die hen nogmaals aanzette het terrein te verlaten en dreigde met verdrijving door harde hand. De mensen van Setaña, die de onzekerheid beu zijn, hebben deze ongenode bezoekers verjaagd met stenen. (verhaal gefilmd door delegatie Leuven)
De mensen verbouwen maïs, bananen, wat koffie en bonen. Sommigen hebben wat kleinvee, een enkeling heeft een paar koeien. Maar rijkdom is het niet in het dorp. Men verbouwt voor eigen consumptie en er is nauwelijks wat over om te verkopen. Slechts één huis heeft elektrisch licht en telefoon. “De elektriciteit komt wel tot aan het dorp,” vertelt een boerenleider, “we hebben het er al vaak over gehad, maar niemand van ons kan de stroomrekening betalen als we verlichting in de huizen zouden hebben. Daarom hebben we geen licht.”Bij veel huizen in het dorp staat een grote plastic watertank om het regenwater op het dak van de huizen op te vangen. Toch is dat niet voldoende. “In de maanden van de droge tijd helpt dat niet genoeg en we hebben hier geen water in het dorp. Om water te hebben voor onszelf en de dieren moeten we het dan halen aan de andere kant van die berg. Ver is het niet, misschien twee kilometer…”
Hier heeft de CGTG ook een dorpskruidenier, waar alle producten tegen een verlaagd tarief worden verkocht. Deze mensen hebben immers niet veel inkomsten. Een beetje van verkoop van producten. Verder wil de CGTG er ook een veestapel opbouwen, in beheer van de indianen. Dit is echter nog toekomstmuziek…
De gezondheidswerker
Mario Enrique Solon Tjoc is de gezondheidswerker in het dorp Setaña. Vol trots laat hij “zijn” apotheek in het gebouwtje van de boerenbond zien. De medicijnen staan uitgestald op de schappen. “Ik ben hier elke dag vanaf 4 uur ’s middags, behalve op zondag of als ik naar mijn patiënten ben. Dan moeten de mensen wachten tot ik terug ben.” Hij wijst naar een bank in een donkere hoek in het gebouwtje: “Daar kan ik mensen onderzoeken met de stethoscoop en ook de bloeddruk opnemen. De mensen komen hierheen voor consult behalve de oude mensen die niet zo ver kunnen lopen en de mensen die heel erg ziek zijn. Die bezoek ik zelf bij hun thuis.”
Mario Enrique is nu bijna twee jaar gezondheidswerker van de boerenbond en net als alle andere gezondheidswerkers van de CGTG doet hij dit werk als vrijwilligerswerk. Hij doet het voor het dorp en omdat het zo belangrijk is, verduidelijkt hij. In het dagelijks leven is de vrijgezelle 25-jarige Mario Enrique boer, “maar ik ben zelfstandig, ik werk niet op het land van mijn vader.”
Bijna twee jaar geleden is hij met dit werk begonnen. “Ik volg cursussen net als de andere gezondheidswerkers van de CGTG. Ik ga daarvoor naar de hoofdstad en dan hebben we steeds een paar dagen cursus in het kantoor van de CGTG. Dr. Perreira heeft mij veel geleerd over ziektes, het herkennen van ziektes en wat je dan moet doen. Welke medicijnen je bij welke kwalen moet geven. Ook leren we veel over het voorkomen van ziektes en hoe we daar met zijn allen in het dorp wat aan kunnen doen. In het begin wist ik nog heel weinig en kon ik ook de kinderen niet vaccineren. Maar gelukkig waren er in ons dorp het eerste jaar ook “medische dagen” en dan kwam de dokter van de CGTG met een verpleegster hierheen. Zij deden dan de vaccinaties van de kinderen, maar nu doe ik dat zelf.”
Voor de medicamenten moet Mario Enrique ook naar de hoofdstad. Dit is steeds een gevaarlijke onderneming. Met de inkomsten van de apotheek gaat hij dan naar de hoofdapotheek van de CGTG. Een hele dag is hij daarvoor onderweg. Op een dag werd hij echter overvallen. De opbrengst van zijn apotheek werd volledig geroofd. Hierdoor kon hij een medicatie kopen.
De dokter van de CGTG is voor Mario Enrique zijn steun en toeverlaat. “Als ik niet weet wat ik met een patiënt aan moet dan telefoneer ik met de dokter en die geeft mij dan advies. Zonder de dokter zou ik dit werk niet kunnen doen. Althans nu nog niet, misschien in de toekomst wel.”