donderdag, november 27, 2008

De situatie op de finca's in het Zuiden

Hier kan je een spaanstalig rapport lezen over de arbeidssituatie op de finca's in het zuiden van Guatemala (Costa Sur).

De vakbonden in Guatemala binden strijd aan met de straffeloosheid

In maart 2008 stelde de ITUC, of het IVV een rapport op van de manier van aanpak van onder andere de CGTG. Hier kan je het rapport in het Spaans lezen. Je zal er vele compañeros in herkennen!

vrijdag, november 21, 2008

Internationaal Vakverbond roept Guatemala op om mensenrechten te respecteren

Guatemala: ITUC calls for protection of trade union, indigenous and campesino representatives

Brussels, 20 November 2008: In a letter to President Colom and the Guatemalan authorities, the ITUC has called for adequate measures to be taken to protect the members of the delegation representing the Guatemalan trade union, indigenous and campesino movement who are returning to their country today following a mission to various EU member states.

The ITUC, supported by its affiliates, organised a mission of representatives from Guatemala’s trade union, indigenous and campesino movement to several European cities (Brussels, London, Paris, Madrid, Berlin, Copenhagen and Amsterdam) as well as to the International Labour Organisation (ILO) in Geneva, from Monday 3 to Thursday 20 November. The mission was a follow up to the ITUC conference in Guatemala on the role of trade union organisations in the fight against impunity, which was inaugurated by President Colom.

The aim of the mission was to draw attention to the situation in Guatemala and to solicit the support and cooperation of national governments, international institutions, European institutions (the European Parliament and Commission) and human rights NGOs, to assist in the efforts to strengthen and consolidate the rule of law, to bring an end to impunity, to establish a tripartite social dialogue that produces concrete results, and to ensure that employers and the government respect the ILO Core Conventions together with Convention 169 on indigenous and tribal peoples.

In its letter to the Guatemalan authorities (ES), the ITUC also expressed its consternation at the alarming number of workers murdered, threatened or dismissed on account of their trade union activities, insisting on the need to fully investigate these crimes and to bring those responsible to justice.

The ITUC represents 168 million workers in 155 countries and territories and has 311 national affiliates.

www.youtube.com/ITUCCSI

For more information, please contact the ITUC Press Department on: +32 2 224 0204 or +32 476 621 018
themes : Human Rights , Trade union rights
Contact details

Human and Trade Union Rights

Human and Trade Union Rights Department
Boulevard du Roi Albert II, 5, Bte 1
1210 Brussels

Telephone: 32-2-224.03.08
Fax: 32-2-224.02.97
E-mail:
tur@ituc-csi.org
turights@ituc-csi.org

Bekijk hier een interview met Colom

woensdag, november 05, 2008

Politiek Dossier ikv delegatie 2008

Guatemala

Politiek Dossier




Een dossier samengesteld naar aanleiding van het bezoek van een officiële delegatie van 8 vakbondsvertegenwoordigers uit Guatemala; november 2008




De volgende organisaties schreven een bijdrage voor dit politiek dossier. Elke organisatie is enkel verantwoordelijk voor de eigen bijdrage:

CATAPA
WERELDSOLIDARITEIT
STEUNGROEP VOOR VREDE EN RECHTVAARDIGHEID IN GUATEMALA









De volgende organisaties onderschrijven het initiatief en de inhoud van dit politiek dossier. Zij dragen geen verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit dossier:

IVV-CSI
ACV-CSC
ABVV-FGTB
ACLVB-CGSLB




Algemene Inleiding
Guatemala is een land van oneindig veel tegenstellingen. Het heeft doorheen de geschiedenis periodes van bloei gekend maar evenzeer periodes van verval. Vooral het gewapende interne conflict, dat uitbrak in 1962, heeft tragische gevolgen gehad voor het land.

Na 36 jaren burgeroorlog, werden op 26 december 1996 eindelijk de vredesakkoorden getekend. Er was hoop dat die zouden leiden tot een transformatie van de samenleving op sociaaleconomisch, politiek en cultureel vlak maar vandaag kan men enkel vaststellen dat die transformatie nog altijd geen werkelijkheid is voor de meeste mensen in Guatemala. Geweld tiert welig, de levens- en werkomstandigheden van mensen zijn erbarmelijk en massale schendingen van mensenrechten blijven onbeantwoord.

Het valt op dat mensenrechtenverdedigers die zich verzetten tegen het sociale onrecht, het hard te verduren krijgen. Het is alarmerend hoe dikwijls vakbonden, boerenbewegingen en inheemse groepen het doelwit zijn van geweld. Geweld dat onbestraft blijft.

Redenen genoeg voor het Internationale Vakverbond (IVV) om eind januari 2008 een conferentie te organiseren in Guatemala over de rol van vakbonden in de strijd tegen de straffeloosheid. Een van de aanbevelingen van de conferentie was het organiseren van een missie voor een vakbondsdelegatie uit Guatemala in verschillende lidstaten van de Europese Unie om politieke steun te zoeken voor hun strijd.

Die missie gaat door van 3 tot 21 november 2008. In totaal komen 8 vakbondsvertegenwoordigers in naam van de “Movimiento Sindical, Indígena y Campesino Guatemalteco” (Guatemalteekse Syndicale, Inheemse en Boerenbeweging). Op 3 en 4 november doet deze delegatie België aan. Naar aanleiding van dat bezoek heeft het IVV samen met Wereldsolidariteit, ACV-CSC, ABVV-FGTB en ACLVB-CGSLB een aantal contacten met politieke instanties vastgelegd.

Het is van belang dat pertinente informatie over de situatie in Guatemala en aandachtspunten voor beleidsmakers in België beschikbaar zijn. Vandaar dat Wereldsolidariteit en ACW Leuven het initiatief genomen hebben om samen met CATAPA en de Steungroep voor Vrede en Rechtvaardigheid in Guatemala dit politiek dossier op te stellen. Het is zeker geen exhaustieve beschrijving van de situatie in Guatemala maar eerder een bondige analyse van een aantal kernpunten met een aantal aanbevelingen voor de beleidsmakers waarmee een ontmoeting gepland is op 3 en 4 november. De thema’s die achtereenvolgens aan bod komen zijn: straffeloosheid, syndicale rechten, vrouwenrechten en maquila’s en mijnbouw.







I. Straffeloosheid

I.1. Probleemstelling
Op 29 december 1996 werden de vredesakkoorden ondertekend tussen de toenmalige regering, het leger en het gewapend verzet. Dat maakte een einde aan een intern gewapend conflict dat zesendertig jaar lang aansleepte. Tijdens het conflict stonden ongeveer alle sectoren van de maatschappij onder een haast volledige controle van het leger. Het is dan ook niet te verwonderen dat de samenleving na het beëindigen van de vijandelijkheden en het gedeeltelijk terugtrekken van de legereenheden in de kazernes in een vacuüm moest vallen. Er brak een tijdperk aan waarin het land terecht kwam in wat gemakshalve gecatalogeerd wordt als een “naoorlogse chaos.” De militairen maakten plaats voor een civiel bestuur en in de plaats van een dictatuur kwam er een formele maar nog lang geen reële democratie. Meer dan tien jaar later is het geweld in het land alleen maar verhevigd. Zodanig zelfs dat de Verenigde Naties opnieuw volop aanwezig zijn onder de gedaante van een internationale commissie ter bestrijding van de straffeloosheid begaan door clandestiene en misdadige korpsen en organisaties.

I.2. Probleemanalyse
Na het beëindigen van het gewapend conflict werd de gemilitariseerde politie hervormd en kwam er een Nationale Civiele Politie in de plaats. Het leger moest afslanken. Zo kwamen massa’s soldaten op straat terecht, die de laatste jaren van hun leven een wapen droegen. Gewone burgers – hoofdzakelijk Maya´s – die, met of zonder geweld, ingelijfd werden door de militairen in gewapende burgerwachten en ingezet tegen de guerrilla-eenheden werden ontwapend .
Het guerrillaleger moest ook ontwapenen. Op die manier vielen duizenden mensen in een zwart gat, zonder woning, zonder job, zonder inkomen. En heel velen met een verborgen wapen dat ze nooit inleverden.

Een harde kern van het leger, die de vredesakkoorden als een nederlaag en een verraad vonden, organiseerden zich in paramilitaire clandestiene groepen. Andere ex-militairen zitten goed genesteld in de huidige machtsstructuren: ze zitten in de uitvoerende macht , het Congres en vooral het justitieapparaat. Niet voor niets worden regelmatig rechters, magistraten, advocaten en getuigen bedreigd en ook vermoord. Dat brengt ons bij een ander gevolg van het einde van de militaire dictatuur. Wanneer de militaire machtsstructuur, die tijdens het gewapend conflict tot in de kleinste dorpen en gehuchten aanwezig was, wegvalt, komt het land tevens terecht in een machtsvacuüm. Waar is het gezag gebleven? Wie oefent het uit en met welke legitimiteit en macht om het effectief te kunnen waarmaken? Tijdens de jaren na de oorlog nam de onveiligheid alleen maar toe.

Jaar na jaar stierven en sterven tot vandaag tien a vijftien mensen per dag een gewelddadige dood. Volgens Amnesty International stierven 5.781 personen een gewelddadige dood tijdens 2007. Daarnaast registreerde de Unie ter Bescherming van de Verdedigers van de Mensenrechten 109 agressieve daden tegen mensenrechtenverdedigers tijdens de eerste helft van 2008. De slachtoffers van hoofdzakelijk bedreigingen en intimidaties zijn vooral te vinden in de kringen van vakbonden en degenen die zoeken naar de oorlogsmisdaden uit het verleden.

Een nieuw fenomeen dat de kop opsteekt is de “feminicide.” Strikt genomen verwijst de term naar het verschijnsel van vrouwen die vermoord worden omdat ze vrouw zijn. Ontzettend veel vrouwen worden inderdaad vandaag vermoord. Koortsachtig wordt gezocht naar de oorzaken. Maar die verschillen naar gelang de bron van onderzoek: politie, politieke partijen, de procureur of ombudsman voor de mensenrechten, mensenrechtenorganisaties. Sommige onderzoeksbronnen wijzen met de vinger naar intern huiselijk geweld, anderen naar de situatie van geweld in het algemeen, waarbij zowel mannen als vrouwen - en nog altijd veel meer mannen dan vrouwen - vermoord worden en tenslotte zijn er ook bronnen die politieke oorzaken aangeven. Op 15 mei 2008 bekrachtigde het Congres een wetsdecreet dat zware straffen voorziet voor feminicide. Naast feminicide is seksueel misbruik van vrouwen erg verbreid. Volgens het Nationaal Instituut voor Openbare Verdediging werden 22,737 vrouwen slachtoffer van seksueel geweld tussen 2007 en 2008. In deze periode alleen werden 590 vrouwen op een gewelddadige manier vermoord.

De nieuwe politiemacht, deels samengesteld, door ex-soldaten en geteisterd door machtsmisbruik en corruptie is niet in staat die situatie van geweld het hoofd te bieden. In deze neoliberale periode profiteren particuliere initiatieven natuurlijk van deze anomalie. In 2004 waren 119 private veiligheidsdiensten officieel geregistreerd. Samen houden ze 22.861 politiemensen op de been. Dus meer dan de 21.400 agenten van de Nationale Civiele Politie. Bestaat er enige controle op wat die privémilities doen in hun “vrije tijd”?

De malaise die het land in een wurggreep houdt heeft natuurlijk ook heel veel te maken met de nijpende economische situatie die een belangrijk deel van de bevolking veroordeelt tot ondervoeding en honger. Daardoor verlaten sinds jaren duizenden mensen hun hebben en houden en zetten zelfs hun leven op het spel om in de Verenigde Staten te geraken. Een indrukwekkende sector van de economie van het land draait op geldtransfers die de migranten maandelijks naar hun thuisbasis sturen. Niet iedereen geraakt er gesetteld. Velen drijven af naar de marge van de Amerikaanse samenleving en komen terecht in het misdaadcircuit, onder meer in de georganiseerde bendevorming. Later worden ze uitgewezen en teruggestuurd naar het land van herkomst. Ze zijn met tienduizenden in Midden-Amerika. In 2007 werden 23.000 migranten teruggestuurd naar Guatemala. Sommigen onder hen zetten er hun georganiseerde misdadige activiteiten verder en terroriseren de wijk of de hele omgeving. De veiligheidsdiensten staan schijnbaar machteloos. Maar insiders weten te vertellen dat zowel sectoren van het leger als van de politie leden van die “maras” of jeugdbenden in dienst nemen om vuile karweien op te knappen, bijvoorbeeld door politieke militanten uit te schakelen. En of dat alles nog niet genoeg was komt ook de georganiseerde misdaad die circuleert rond drugs en vrouwenhandel op het toneel. Die kartels hebben banden met militairen, politie, volksvertegenwoordigers en andere regeringsbeambten. Zij rekenen – indien nodig met dreigementen - op hand en spandienst van delen van de boerenbevolking vanuit de grensgebieden met Mexico en de Atlantische Oceaan om de handelswaar te produceren of in bewaring te houden. Kers op de taart was de ontdekking in september 2008 van spionageapparatuur uitgerekend in de presidentiële vertrekken.
De grootse oorzaak voor het heersende klimaat van straffeloosheid wordt gezocht in het feit dat het justitieapparaat vierkant draait. Men telt 10.865 klachten van moord en buitengerechtelijke executies op drie jaar tijd. Daarvan kwam het in 1.167 gevallen tot een gerechtelijke uitspraak, of 10.7%. Van die uitspraken waren er amper 6.9% veroordelingen. Samengevat betekent dit dat Justitie een niveau aan straffeloosheid haalt van 93.1%. Maar ook het Openbaar Ministerie kenmerkt zich tot een hoge graad van straffeloosheid. Tussen 2000 en 2007 werden 4.215 klachten ingediend tegen rechters en magistraten. Enkel 28 aanbevelingen voor ontzetting uit het ambt werden geformuleerd. In die zelfde periode werden 614 aanvragen voor ontzetting uit het ambt geformuleerd tegen advocaten. 5.1% werden uitgevoerd.

De internationale gemeenschap kon niet ongevoelig blijven voor dit pijnlijk panorama. Nationale mensenrechtenorganisaties die telkens opnieuw de alarmklok luidden werden gehoord. De VN drong aan bij de Guatemalteekse regering om een internationale onderzoekscommissie op te starten die de clandestiene en misdadige korpsen en organisaties moest opsporen. Uiteindelijk werd een eerste akkoord getekend (CICIACS) tussen de regering en de VN op 7 januari 2003. Het Congres kwam niet over de brug om dat akkoord juridisch te bekrachtigen. De nationale soevereiniteit zou in het gedrang komen. Mensenrechtenorganisaties hadden het eerder over de vrees van een aantal congresleden die zelf verwikkeld zitten in clandestiene misdaadorganisaties. Er werd een verzwakte versie klaar gestoomd (CICIG). Voor de tweede maal – einde 2006 - ondertekenden de regering en de VN een akkoord, deze keer op basis van de nieuwe versie. Onder internationale druk kwam de bekrachtiging vanuit het Congres er dan toch in augustus 2007. De commissie ging van start in september van hetzelfde jaar met een mandaat voor twee jaar. Openbare aanklager van het Spaanse Opperste Gerechtshof, Carlos Castresana, werd door de VN aangesteld als hoofd van de commissie. In september 2008 werd de balans van een jaar werking opgemaakt. De eerste maanden gingen er aan met het zoeken naar internationale politieke en financiële steun (naast de Europese Unie kan de commissie rekenen op financiële bijdragen van nog eens negen Europese lidstaten). Er werd een operationele structuur opgezet en relaties opgebouwd met de nationale politieke en juridische overheden, de civiele maatschappij en de media in Guatemala. Tijdens het tweede trimester werd de commissie bevolkt met administratief, onderzoeks- en veiligheidspersoneel en (vooral internationale) politieagenten, aanklagers en advocaten tot 40% van de voorziene capaciteit. Tijdens het derde trimester werkte de commissie met 109 functionarissen afkomstig uit 24 landen, vooral mannen omdat er 41 veiligheidsagenten bijzijn, samen goed voor 73% van haar personeelscapaciteit. Het strategisch onderzoekswerk ging vooral uit naar de tekortkomingen van het Openbaar Ministerie en het identificeren van openbare functionarissen die het onderzoekswerk belemmeren. Gedurende het vierde trimester werd sterk samengewerkt met het Openbaar Ministerie en het justitieapparaat.

Tijdens het eerste werkjaar kreeg de commissie 64 (ontvankelijk verklaarde) klachten binnen. Daaronder waren er 15 individuele gevallen met een “hoog impactgehalte.” Daarnaast werden een aantal klachten gebundeld volgens thema’s zoals moord op vrouwen, moord op buschauffeurs, vrouwenhandel, aanvallen en moord op vakbondsmensen en mensenrechtenverdedigers. Nog een belangrijke taak bestond er in voorstellen in te dienen bij het Congres om bepaalde wetten te hervormen, onder andere de Wet op Wapendracht en Munitie. Volgens berekeningen van de commissie verbruikt het land per jaar 50 miljoen munitiestukken, meer dan het dubbele van het gebruik tijdens het intern gewapend conflict. Maar ook hervorming is nodig van enkele wetten die in het leven geroepen werden om mensen te beschermen tegen willekeur. In de praktijk worden die echter ook aangewend door misdadigers die op een of andere manier misbruik maken van hun machtspositie of hun officieel ambt om bescherming of immuniteit te genieten en die uiteindelijk op die manier straffeloos door het leven kunnen gaan. Het gaat om de Wet op Bescherming door het Grondwettelijk Hof, de Wet van het Vooronderzoek en het Wetboek van Strafvordering.

Volgens sommige waarnemers heeft de commissie tijdens het eerste jaar van haar functie belangrijk werk geleverd. Anderen vinden de vele geïnvesteerde fondsen weggegooid geld. We kunnen besluiten dat heel veel van het welslagen van de strijd tegen de straffeloosheid en de daartoe zo noodzakelijke verbetering van het justitieapparaat in het land afhangt van het feit of de gerechtsfunctionarissen al dan niet vrijuit hun taak kunnen vervullen. Nog in 2008 werden op zeven maanden tijd acht officiële ambtenaren die te maken hadden met veiligheid en gerechtszaken vermoord. Uiteindelijk zijn het de rechters in Guatemala die verantwoordelijk zijn voor efficiënte onderzoeken en rechtvaardige processen. Veel zal ook afhangen van de intensiteit waarmee de regering de corruptie bestrijdt en de begonnen uitzuiveringen in de rangen van politie en andere functionarissen in het gerechtsapparaat verder zet. Ook het Openbaar Ministerie zal haar interne vernieuwing moeten verder zetten. Een belangrijke taak bestaat er in een nationaal systeem uit te bouwen dat er moet voor zorgen dat getuigen beschermd worden. Het Congres zal op zijn beurt de politieke wil moeten opbrengen , om de voorstellen van CICIG tot wijziging van enkele wetten, te bekrachtigen. Ten slotte zullen de civiele maatschappij en alle burgers moeten meewerken in een gemeenschappelijk engagement om dit titanenwerk te doen lukken.

I.3. Aanbevelingen

1. De Belgische Overheid kan ook middelen vrijmaken , zowel technische als financiële, om de goede werking van de CICIG te garanderen. Momenteel heeft de CICIG een mandaat van 2 jaar en werkt ze op middelen van Duitsland, Denemarken, Spanje, Finland, Noorwegen, Nederland, Engeland, Zweden, Zwitserland, de Europese Unie en de Verenigde Staten.
2. De Belgische Overheid zou meer politieke druk moeten uitoefenen op de autoriteiten in Guatemala om het thema van de straffeloosheid hoog op de agenda te houden.














































II. Syndicale rechten

II.1. Probleemstelling
De belangrijkste syndicale rechten zijn de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen. De vrijheid van vereniging houdt in dat eenieder vrij is om een vakvereniging op te richten of zich daarbij aan te sluiten. Een kerntaak van vakverenigingen is het aangaan van onderhandelingen met de werkgeversverenigingen om collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten. Ook al zijn syndicale rechten fundamentele mensenrechten, ze worden in Guatemala constant met de voeten getreden.

II.2. Probleemanalyse
De vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen komen in verschillende internationale mensenrechteninstrumenten voor:
- Artikel 8 Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, geratificeerd door Guatemala op 19 Mei 1988;
- Artikel 8 Bijkomend Protocol inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten bij de Amerikaanse Conventie inzake Mensenrechten, geratificeerd door Guatemala op 5 Oktober 2000;
- IAO Conventie N°87 inzake de Vrijheid van Vereniging en het Recht op Organisatie, geratificeerd door Guatemala op 13 februari 1952;
- IAO Conventie N°98 met betrekking tot het Recht op Collectieve Onderhandelingen, geratificeerd door Guatemala op 13 februari 1952.

Ondanks de vele ratificaties, hebben vakbondsleiders en militanten de grootste moeilijkheden om zichzelf te handhaven in Guatemala en daar zijn zowel wettelijke als feitelijke redenen voor.

• Wettelijke obstakels

Op juridisch vlak is het duidelijk dat de huidige wetgeving de normale ontwikkeling van syndicale activiteiten bemoeilijkt en zelfs onmogelijk maakt in een heel aantal gevallen. Het Comité van Experten inzake de Toepassing van Conventies en Aanbevelingen wijst al vele jaren op de volgende punten :
- beperkingen om vakbondsorganisaties op te zetten: volgens Artikel 215(c) van het Arbeidswetboek kan een beroepsfederatie slechts opgezet worden als men 50% plus een van de werkers in de sector vertegenwoordigt. Volgens het Comité van Experten en de technische missies die de IAO al ter plaatse gestuurd heeft maakt deze vereiste het quasi onmogelijk om een federatie op te richten. Bovendien wordt in vele gevallen de officiële erkenning van de vakbond op de lange baan geschoven of gewoonweg geweigerd.
- beperkingen op de verkiesbaarheid van vakbondsleiders: men kan zich slechts verkiesbaar stellen als vakbondsleider als men van Guatemalteekse origine is en als men werkt in de betrokken sector of het bedrijf, volgens Artikel 220 en 223 Arbeidswetboek.
- beperkingen op de organisatie van vakbondsactiviteiten: het recht om in staking te gaan wordt zodanig aan banden gelegd dat het Comité van Experten opmerkt dat er sinds 1975 geen “rechtmatige” staking meer heeft plaatsgevonden.

• Feitelijke obstakels

Het klimaat van geweld, repressie en intimidatie ten aanzien van vakbondsleiders en militanten maakt het nog moeilijker. Hoe kan een vakbond mensen organiseren als die steeds onder druk gezet worden en bedreigd worden met ontslag of erger? Wie durft nog opkomen voor de rechten van werkende mensen, als het je kop kan kosten? In een land als Guatemala, waar de straffeloosheid heerst, betekent dit dat je bij de vakbond volledig aan je lot wordt overgelaten. Voor de vakbonden in Guatemala zijn dit duidelijke tekenen dat de werkgevers en de overheid een antisyndicale politiek voeren, waarbij de vakbondsbeweging systematisch monddood gemaakt wordt .
De meest uiteenlopende bronnen bevestigen dat de lijst van gewelddaden veel te lang is en dat slechts zelden een gerechtelijk onderzoek gevoerd wordt, laat staan iemand veroordeeld.

- het Comité van Experten roept de overheid al jaren op om een einde te maken aan het geweld tegen de vakbondsbeweging enerzijds door effectieve bescherming te voorzien voor leden van de vakbond en anderzijds door de efficiënte bestraffing van de schuldigen . De Commissie inzake de Toepassing van Conventies en Aanbevelingen, die zich tijdens de jaarlijkse Internationale Arbeidsvergadering van de IAO buigt over 25 individuele zaken op basis van het rapport van het Comité van Experten, heeft in juni 2008 nogmaals beslist om een IAO High Level Mission te sturen naar Guatemala om ook voor deze problematiek een oplossing te vinden .
- De VN Speciale Rapporteur voor Buitengerechtelijke en Willekeurige Executies heeft in 2006 eveneens een missie ondernomen in Guatemala. Hij kwam tot het besluit dat er in Guatemala elk jaar meer dan 5.000 buitengerechtelijke executies plaatsvinden, meer dan tijdens het gewapend conflict dat het land 36 jaar teisterde. In zijn rapport schrijft hij vervolgens : “Guatemala is a good place to commit a murder, because you will almost certainly get away with it” . Of hoe straffeloosheid geïnstitutionaliseerd is.
- De Nationale Beweging voor Mensenrechten (Movimiento Nacional por los Derechos Humanos) is een coalitie van sociale organisaties, met inbegrip van de vakbonden. Binnen de Nationale Beweging is er een eenheid opgericht die zich specifiek bezig houdt met het in kaart brengen van geweldplegingen tegen mensenrechtenverdedigers, inclusief vakbondsleden.
Deze eenheid publiceert rapporten die een overzicht geven van het aantal en het type gewelddaden dat gepleegd wordt en tegen wie. In het laatste rapport dat uitgegeven werd voor de periode januari – augustus 2008, komt erg duidelijk naar voor hoe vaak de vakbondsbeweging af te rekenen krijgt met geweld . In de grafiek hieronder wordt duidelijk aangegeven welk type mensenrechtenverdedigers het meest belaagd wordt.




Tijdens de eerste 8 maanden van dit jaar werden dus 43 gewelddaden tegen vakbondsleden geregistreerd.(zwarte kolom) .Het gaat daarbij zowel om moorden, ontvoeringen, bedreigingen, intimidaties als inbraken in de lokalen van vakbonden. Zeer recent nog, op 21 september 2008, werd José Israel Romero Ixtacuy, Algemeen Secretaris van de Vakbond van de Gemeentelijke Elektriciteitsonderneming, vermoord op klaarlichte dag. Op 7 augustus 2008, besliste de burgemeester van Esquipulas tot de hardhandige ontruiming van publieke plaatsen waar de straatverkopers van de informele economie hun standjes hebben, ook al was het stadsbestuur akkoord gegaan met een voorstel van de vakbond om door middel van sociale dialoog tot een onderhandelde oplossing te komen .



Bijgevolg verwondert het niet dat in Guatemala minder dan 2% van de actieve bevolking aangesloten is bij de vakbond, waardoor de slagkracht van de vakbonden nogal verzwakt is . Tegen deze achtergrond, moet de Guatemalteekse regering structurele maatregelen nemen om te garanderen dat syndicale rechten gerespecteerd worden. Aan de ene kant moet het wettelijk kader aangepast worden aan de geldende internationale arbeidsnormen, die door Guatemala geratificeerd werden. Bovendien moeten het gerechtelijke en politieapparaat de nodige middelen en autonomie krijgen om degelijke onderzoeken te voeren en schuldigen te berechten. In solidariteit met de vakbeweging in Guatemala, heeft de internationale arbeidersbeweging al heel wat stappen ondernomen om de druk op de regering van Guatemala op te voeren. Zo heeft het Internationale Vakverbond (IVV) – beter gekend met zijn Engelse acroniem ITUC – begin dit jaar een internationale conferentie georganiseerd in Guatemala Stad over de rol van vakbonden in de strijd tegen de straffeloosheid. Tijdens die conferentie heeft President Alvaro Colom Caballeros zich duidelijk uitgesproken tegen de straffeloosheid en voor het principe van de rechtsstaat. Hij heeft zich bovendien concreet geëngageerd om een solide sociale dialoog op te starten en om de arbeidsinspectie te versterken .

II.3. Aanbevelingen

1. De Belgische Overheid moet de druk op de regering van President Alvaro Colom Caballeros opvoeren door te wijzen op de talrijke mensenrechtenverplichtingen die ze moet nakomen. Met betrekking tot de engagementen die de Guatemalteekse regering heeft aangegaan inzake sociale dialoog en een versterkte arbeidsinspectie, kan België ook technische bijstand verlenen.
2. De Belgische Overheid moet ervoor zorgen dat de Associatie Akkoorden die momenteel onderhandeld worden tussen de Europese Unie en Centraal Amerika een volwaardig sociaal hoofdstuk bevatten betreffende de bescherming van de fundamentele arbeidsrechten, met inbegrip van de syndicale rechten. In de Associatie Akkoorden moet ook een toezichtmechanisme voorzien worden dat zich kan uitspreken over schendingen van die rechten en waarin ook de sociale partners betrokken worden .


III. Vrouwenrechten met specifieke aandacht voor maquila’s en feminicidio


III.1. Probleemstelling
Niettegenstaande het feit dat de vrouwenbeweging zich samen met vele andere sociale en mensenrechtenbewegingen sterker maakte eind jaren tachtig en negentig blijft Guatemala in de ban van een dagdagelijks geweld dat velen met verstomming doet slaan en dat op haar beurt enorm contraproductief werkt op gebied van het respect voor de mensenrechten in het land. Iedereen is daar het slachtoffer van maar vrouwen zijn een bijzonder kwetsbare groep. In de maquila’s, die wereldwijd gekend zijn voor de slechte arbeidsvoorwaarden, worden vooral vrouwen tewerkgesteld. Bovendien worden vrouwen in de maquila’s waar hun arbeidsrechten massaal geschonden worden. Bovendien komen moorden op vrouwen omwille van hun vrouw-zijn steeds meer voor, de zogenoemde “feminicidio”.

III.2. Probleemanalyse

Maquilas

Een van de ophefmakende uitschieters van het bedrijfsleven in Midden-Amerika zijn de vrijhandelsateliers of de maquilas. De buitenlandse eigenaars werven vooral meis¬jes en jonge vrouwen aan. De staat houdt zich gedeisd tegen de misbruiken van de eigenaars om die welgekomen bron van werkgelegenheid niet te verliezen. In Guatemala, Honduras, El Salvador en Nicaragua werken naar schatting tweehonderdduizend mensen in assemblagefabrieken, de zogenaamde maquilas. De meerderheid daarvan zijn vrouwen. Gedwongen door armoede migreren vrouwen van het platteland naar de steden om er te werken in dergelijke fabrieken. Ze worden er in vele gevallen uitgebuit en werken in de meest erbarmelijke omstandigheden
• Situatie in Guatemala
Momenteel telt Guatemala zo’n 184 maquila-bedrijven. 66% daarvan bestaat uit Koreaans of Noord-Amerikaans kapitaal. Van de onge¬veer 70.000 mensen die er tewerkgesteld worden, zijn de meesten jonge vrouwen (80%). In Guatemala waren er in december 2004 nog 113.272 arbeiders en arbeidsters werkzaam in de textielindustrie, terwijl in november 2007 er nog 69.409 aan het werk waren. In 2007 hebben 36 maquilas hun deuren gesloten. Daardoor stonden 12.000 mensen opnieuw op straat. Als er nog maar een vakbondsgeur zweeft in de werkruimte en het bedrijf slaagt er niet in de betrokkenen te identificeren en buiten te gooien, dan riskeren de regering en de werklui dat het bedrijf de hele zaak sluit en er uit trekt.

De investeringskosten om een maquila op te starten zijn gering. Ook de infrastructuur die nodig is, is miniem. Bovendien stelt de wet in Guatemala voor de ‘Bevordering en Ontwikkeling van de Exportactiviteit’ dat een maquila-bedrijf de eerste tien jaar geen belastingen moet betalen op de huurprijs van hun locatie. Het gevolg hiervan is dat deze bedrijven vóór het verlopen van de belastingsvrije periode en in het geval dat er zich problemen stellen, gewoon de boel sluiten en elders zonder al te veel rompslomp de fabriek weer openen onder een andere naam. Werknemers wor¬den op voorhand niet ingelicht en staan van de ene dag op de andere op straat.

• Arbeidsomstandigheden in de maquila’s
De maquila’s staan bekend als werkplaatsen waar arbeidsrechten continu geschonden worden. Vakbonden krijgen er bijna geen voet aan de grond. Arbeiders, vakbonden en plaatselijke ngo’s klagen deze situatie aan. De meeste klachten gaan over:

- Zeer lange werkdagen: die dikwijls 12 tot 14 uren per dag bestrijken met slechts één middagpauze. De arbeiders(sters) worden verplicht extra uren te kloppen, van 2 tot 4 uur bovenop hun normale programma, en dit zonder vergoeding. Vaak zeven dagen op zeven.
- Lonen : worden dikwijls te laat of gewoon niet uitbetaald.
- Zwangerschaps¬testen : deze discriminerende en onwettelijke praktijk wordt nog steeds veelvuldig toegepast vóór het in dienst nemen van nieuwe arbeiders(sters). Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven hebben wettelijk gezien ook nog een aantal extra rechten, zoals meer pauzes, die hen ontzegd worden op straffe van ontslag. Ook krijgen werknemers(sters) soms pepmiddelen toegediend om de productie en werkuren op te drijven
- Schendingen van de wet op de sociale zekerheid: het management van de maquila’s trekt de sociale bijdragen wel af van het loon van de arbeiders(sters) maar weigert hen de nodige certificaten te geven in geval ze beroep willen doen op de diensten van het Guatemalteeks Instituut voor Sociale Zekerheid. Dat doet het vermoeden rijzen dat deze sociale bijdragen niet doorgestort worden.
- Het wordt door de bazen niet getolereerd afwezig te zijn. Als de arbeiders ziek zijn en niet kunnen komen, wordt er gedreigd met verlies van hun loon of zelfs hun baan.
- Andere legale voordelen, zoals ontslagvergoedingen en vakantieperiodes, worden niet toegekend.

Het lijkt evident om onder zo’n omstandigheden naar de arbeidsinspectie te stappen. En toch is het dat niet in Guatemala. Vakbonden merken op dat de inspectie niet efficiënt is: er is te weinig mankracht en middelen en vele inspecteurs zijn bovendien corrupt. Dit heeft tot gevolg dat aan vele klachten van de arbeiders(sters) geen gehoor gegeven wordt. De CALDH meldt in een rapport dat de inspecteurs de arbeidsters ompraten om hun achterstallige lonen niet aan te klagen, omdat dit via zeer lange en trage procedures verloopt en amper kans van slagen heeft. Bovendien waarschuwen zij de werknemers dat hun namen opgenomen zullen worden op ‘zwarte lijsten’ die onder de bedrijven circuleren. Eens op de zwarte lijst verliezen ze alle kans om nog in een andere maquila tewerkgesteld te worden.
Yolanda Martinez werkneemster in een maquila getuigt: “De bazen dreigden ermee me te ontslaan als ik iets slecht over het bedrijf zou zeggen tegen de arbeidsinspecteurs die langs kwamen. Ik moest zeggen dat alles normaal was.” Enkele dagen na het bezoek van de inspec¬teur, sloot de maquila waar Yolanda werkte en werden de meer dan 800 arbeid¬sters op slag werkloos.



Feminicidio
Het fenomeen van de gewelddadige moorden op vrouwen kan men niet los zien van het interne gewapende conflict dat uitvoerig in het eerste deel van dit dossier behandeld werd. Tijdens dit conflict cultiveerde de Guatemalteekse staat een algemeen gevoel van terreur, zegt de Historische Ophelderingcommissie (CEH) die na het conflict werd opgericht om de oorzaken en de gevolgen van het conflict in kaart te brengen. Terreur werd op een cyclische en symbolische wijze gezaaid. Voorvallen zoals het achterlaten van lijken met kenmerken van martelingen in openbare plaatsen, de massamoorden in dorpen en de arbitraire selectieve executies waren bedoeld om terreur te zaaien onder de bevolking. En daarbij werd ook de vrouwelijke bevolking enorm geviseerd. Vrouwen werden systematisch verkracht in militaire kazernes door soldaten en PAC´s . dikwijls werden vrouwen die verkracht en geëxecuteerd waren, vervolgens achtergelaten op publieke plaatsen met objecten in hun vagina.

• Huidige situatie

Het voortdurende geweld tegen vrouwen en het fenomeen van feminicidio (moord op vrouwen omwille van hun vrouw-zijn ) verklaart zich deels door de blijvende ongelijke machtsrelaties tussen mannen en vrouwen, die een socio-economisch en politiek klimaat creëren waar geweld tegen vrouwen toegelaten of getolereerd wordt of dit nu thuis is, op de werkvloer, via discriminatie en/of in extreme gevallen ook moord betekent. Daar het aantal moorden op vrouwen almaar stijgt, wordt het hoog tijd voor een diepgaand onderzoek naar het fenomeen om een antwoord te krijgen op de vraag waarom deze moorden (blijven) gebeuren. Ook de vakbondsbeweging is zich sterk bewust van deze gruwelijke problematiek en zal in toenemende mate activiteiten ontwikkelen om een antwoord trachten te bieden door deel te nemen.

Het aantal vrouwen dat op een gewelddadige manier gedood wordt, gaat almaar in stijgende lijn: in 2005 werden bijna dubbel zoveel moorden geregistreerd in vergelijking met 2001 en 2002. En deze tendens zet zich door. De cijfers in de onderstaande tabel spreken voor zich.



Jaar Aantal moorden op vrouwen
2000 213
2001 307
2002 317
2003 383
2004 531
2005 665
Tot 24 april 2006 194


In het rapport van Amnesty International van 2005 “ Noch bescherming, noch rechtvaardigheid : moorden op vrouwen in Guatemala.” wordt aangegeven dat een belangrijk aantal van de slachtoffers uit armere sociale lagen van de bevolking komt en voor hele lage lonen werkt in winkels, particuliere huizen of fabrieken. Enkelen waren migrantenarbeidsters uit naburige Centraalamerikaanse landen , anderen waren lid van gemarginaliseerde groeperingen zoals jeugdbendes of sexwerkers. Maar in de meeste gevallen ging het om werkende (jonge) vrouwen die op het moment van de moord een grotere sociale en economische activiteit aan het ontwikkelen waren waardoor ze zichtbaarder werden in het openbare leven. ( d.w.z. niet meer binnenshuis zaten).

Volgens de cijfers van de nationale politie (PNC) werden er tussen 2005 en april van 2006 2610 vrouwen vermoord op een gewelddadige manier; vrouwen worden mishandeld en verkracht teruggevonden in vuilniszakken, containers of langs de weg, vaak ver buiten hun woonplaats. In hun lichamen zijn geregeld haatdragende teksten gekerfd. Van de 665 vrouwen die vermoord werden in 2005 is welgeteld één persoon tot nog toe voor het gerecht verschenen. De moordgolf is zelfs voor Latijns- Amerikaanse verhoudingen uitzonderlijk, ook vanwege het gruwelijke karakter van de moorden .

• Acties rond feminicidio
Feminicidio krijgt aandacht vanuit het sociale middenveld, vanuit de vrouwenbeweging maar ook vanuit de syndicale beweging. Het Guatemalteekse netwerk dat samenwerkt in de strijd tegen geweld op de vrouw – Red de la No Violencia contra la Mujer oefende jarenlang heel veel druk uit waardoor zowel bezoeken van de Speciale Rapporteur van de Verenigde Naties voor Geweld tegen Vrouwen als van de Inter-Amerikaanse Commissie van de Mensenrechten konden waargemaakt worden. Verschillende Europarlementsleden werden uitgenodigd om de situatie ter plaatse te leren kennen. Het was vooral het gebrek aan steun op nationale vlak, dat het Red de No Violencia contra Mujeres aanspoorde om van strategie te veranderen en dus begon om meer de internationale gemeenschap te interpelleren. Ze heeft daarom verschillende zaken bij de Inter-Amerikaanse Commissie van Mensenrechten voorgedragen. ‘Als de overheid óns niet wil horen, dan moeten ze maar luisteren naar de internationale gemeenschap. Internationale steun is onze enige hoop’ . Deze acties hebben er al mede voor gezorgd dat de verschrikkelijke situatie waarin vele vrouwen zich bevinden in Guatemala nu op de publieke agenda is komen te staan zowel op nationaal als internationaal vlak. Op 9 april van dit jaar keurde het Guatemalteekse congres dan ook eindelijk de wet goed tegen femenicidio en andere vormen van geweld tegen de vrouw , op 15 mei trad ze dan ook in werking. Het komt er nu op aan dat de openbare instellingen de wet effectief toepassen . De wet betekent tegelijkertijd ook een uiteindelijke officiële erkenning vanwege de overheid van de onveilige situatie van de vrouw in het land.

Maar er moet nog veel meer gebeuren . Er is dringend nood aan gespecialiseerd onderzoek dat precies kan nagaan wat de oorzaken zijn van dit perverse fenomeen. Bovendien moet het Openbaar Ministerie versterkt worden om dit soort specifieke zaken efficiënt te kunnen aanpakken: er moet meer personeel komen, meer training voor het personeel, meer lokale afdelingen van het Openbaar Ministerie waar vrouwen klachten kunnen neerleggen. Bovendien moet er ook streng opgetreden worden tegen gezagsdragers en politieagenten indien blijkt dat zij betrokken zijn bij brutaliteiten tegen vrouwen.


III.3. Aanbevelingen

1. De Belgische Overheid moet middelen vrijmaken om de arbeidsinspectie in Guatemala te versterken. De arbeidsinspectie is een cruciaal instrument om de arbeidswetgeving te doen naleven, inclusief in maquila’s. Het kan daarbij ook gaan om technische bijstand om arbeidsinspecteurs te trainen.
2. De Belgische Overheid moet de Guatemalteekse overheid aanmoedigen om een grootscheepse publieke campagne te voeren rond feminicidio en met aandrang de praktische toepassing van de recent goedgekeurde wet tegen feminicidio en andere vormen van geweld tegen de vrouw vragen . Hier kunnen ook extra middelen voor worden vrijgemaakt. Er moet op nationaal vlak extra aandacht gaan naar de kwetsbare positie van de vrouw in de samenleving.





IV. Guatemala: mijnbouw en inheemse bevolking

IV.1. Probleemstelling

De exploitatie van natuurlijke rijkdommen in Guatemala kende in de afgelopen twee jaar een sterke stijging. De productiewaarde bedroeg tijdens de periode 1997-2005 Q 686,7 miljoen , met een totale waarde van Q 138,9 miljoen in 2005 . In 2006 bedroeg dit reeds Q 1066,2 miljoen en Q 1785 miljoen in 2007, respectievelijk een stijging van 667,7% en 67,4% met het vorige jaar. De goudproductie speelt hierin een bijzonder belangrijke rol. 81,2% van de totaal bekomen productiewaarde ten gevolgde de exploitatie van metalen was in 2007 te danken aan de goudproductie. De mijnsector bracht de Guatemalteekse overheid bijna Q 19,5 miljoen aan inkomsten op. Dit is een inkomstenstijging van 74% ten opzichte van 2006. Het bedrag oogt hoog maar het is echter amper 1% van totale productiewaarde. De belastingsdruk in het land is er bijzonder voordelig. De Guatemalteekse mijncode regelt dat een onderneming maar 1% belastingen moet betalen: 0,5% gaat naar de nationale overheid, en 0,5 procent gaat naar de lokale overheden.

De mijnbouwsector creëert ook jobs in het land. In 2007 leverde ze 3642 banen. Het is voornamelijk de exploratiefase die voor jobs zorgt. Tijdens de exploitatiefase was er in 2007 amper nood aan 306 jobs waarvan het merendeel tijdelijke jobs. De jobcreatie lijkt gunstig gezien een belangrijke percentage van de exploitatie van natuurlijke rijkdommen in 2007 plaatsvond in die provincies met de hoogste armoedegraad (80% en meer) .

Het lage aantal permanente jobs die de sector creëert weegt echter niet op tegen de verschillende problemen die de sector veroorzaakt. De Marlin mijn in San Marcos is één van de vele voorbeelden in het land dat duidelijk aantoont dat het huidige Guatemalteekse overheidsbeleid eerder gericht is op het ondersteunen van de mijnbouwsector en de verschillende problemen die de exploraties en exploitaties met zich meebrengen niet altijd doorwegen in de besluitvorming. Het project is gekend voor het toebrengen van zware milieuschade (onder andere als een gevolg van het gebruik van ondermeer cyanide), het oppompen van grote hoeveelheden water wat dan weer de watervoorziening van de bevolking in gevaar brengt en er is sprake van gebrekkige compensaties voor het verlies van land en de gezondheidsproblemen die de werken veroorzaken. Het is voornamelijk het sociale luik dat in dit hoofdstuk aan bod komt.





IV.2. Probleemanalyse : het overheidsbeleid inzake mijnbouw versus de inheemse bevolking

De inheemse gemeenschap van het land maakt meer dan de helft van de Guatemalteekse bevolking uit. De Europese Commissie schat dat 74% van de inheemse bevolking in armoede leeft en 40% in extreme armoede. De academische literatuur en de jurisprudentie omschrijven heel wat voorbeelden van bijzonder ernstige problemen als een gevolg van de mijnbouw, in vele gevallen met betrekking tot de niet-naleving van de internationale conventies die Guatemala heeft geratificeerd.

Zo volgden in 2006, 2007 en 2008 heel wat opmerkingen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) over de niet-naleving van ILO Conventie C169 . Guatemala heeft deze conventie geratificeerd op 5 juni 1996. De ILO Governing Body en het ILO Comité van Experten spoorden de Guatemalteekse overheid reeds verschillende malen aan om de conventie na te leven. Het onderzoek van de ILO Governing Body kwam er na een klacht van de Federation of Country and City Workers (FTCC) over de niet-naleving van de juridische status van de landrechten van de inheemse gemeenschap Queqchi tijdens de exploratie van de EXMIBAL mijnconcessie (2004). De ILO Governing Body en het Comité van Experten drongen er bijgevolg bij de overheid op aan om heel wat artikelen van de conventie te respecteren, in bijzonder inzake het consulteren van de inheemse bevolking voor de toekenning van een exploratie- en exploitatielicentie voor activiteiten om het grondgebied die de bevolking bezetten of gebruiken.

Die rechten worden tevens ook in een ander internationaal fundamenteel mensenrechtenverdrag opgesomd. Het Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van alle vormen van Rassendiscriminatie (1965) behoort tot een van de fundamentele mensenrechtenverdragen en is door 177 landen onderschreven. Guatemala ratificeerde het verdrag op 17 februari 1983. Guatemala verplicht zich er dan ook toe om alle wettelijke of andere maatregelen te nemen die nodig zijn om de erkende rechten in het verdrag te respecteren en te beschermen.

Het Comité voor de Eliminatie van Raciale Discriminatie (CERD) heeft in de afgelopen jaren enkele bijzonder relevante uitspraken gedaan. Het vindt dat ieder land dat partij is bij het verdrag de rechten van alle autochtone gemeenschappen moet erkennen en beschermen, zijnde het bezitten van, het ontwikkelen en het controleren van het land waar zij traditioneel wonen , insluitend het water en de ondergrondse rijkdommen. De landen moeten tevens aan hen het recht tot gebruik van het land garanderen waartoe de gemeenschappen traditioneel toegang tot hebben maar niet bewonen .
In 2006 drukte de commissie haar bezorgdheid uit over de niet-naleving van deze rechten bij de toekenning van economische plannen in Guatemala .
Het CERD raadt de ondertekende landen tevens aan om in overleg met de inheemse gemeenschappen de territoria af te bakenen die de gemeenschappen traditioneel bezetten of gebruiken, en de nodige adequate procedure te ontwikkelen om landconflicten op te lossen binnen het juridisch systeem van het land maar in rekening met het inheems gewoonterecht . Ook hier verwijst de commissie naar ernstige problemen in het land .

Deze verschillende aspecten zijn tevens terug te vinden in de regionale jurisprudentie. De Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens interpreteert de artikels 18 en 23 van de Amerikaanse Verklaring inzake de Rechten en Plichten van de Mens als volgt. Landen hebben de verplichting om te garanderen dat de volledige inheemse gemeenschap de toestemming geeft over de gebeurtenissen op (en nabij) het land dat zij traditioneel bewonen en gebruiken . Dit houdt dan concreet in dat de landen die deze Verklaring aannamen ervoor moeten zorgen dat mijnbouwinvesteerders op haar territorium de nodige documenten over de impact van de werken tijdig beschikbaar moet maken.

Een ernstig probleem is dat Guatemala niet beschikt over de nodige wetgeving om de rechten van de mensen te beschermen. Dit feit kwam ter sprake in de academische literatuur en uitspraken van instanties zoals de IAO en de Europese Commissie. Ook de mijncode is problematisch. Dit kwam nog eens nadrukkelijk aan bod nadat het grondwettelijk hof in juni 2008 verschillende artikelen ervan vernietigde. De overheid blijft echter nog steeds dezelfde wetgeving als juridisch kader gebruiken bij haar beslissingen inzake de toekenning van mijnconcessies. De gevolgen voor de inheemse bevolking werden reeds herhaaldelijk in de academische literatuur besproken. Het gaat onder meer over de schadelijke gevolgen die het gebruik van zware chemische producten tijdens de exploitatiewerken met zich meebrengen, alsook en de gevolgen van watervervuiling en – onttrekking.

IV.3. Aanbevelingen

1. De Belgische Overheid moet bijzonder waakzaam zijn bij beslissingen inzake toekenning van leningen of andere ondersteuningen door internationale financiële instellingen, zoals de Wereldbank, aan bedrijven in Guatemalteekse mijnbouwprojecten. De bank heeft reeds in het recente verleden (2004) een lening toegekend voor de exploitatie van een bijzonder betwistbaar mijnproject (Marlinmijn). De CAO ombudsman (van de Bank) liet in 2005 weten dat ze sterk twijfelt aan de geschiktheid van de consultaties met de lokale inheemse bevolking.
2. De Belgische Overheid moet er bij de Europese Commissie op aan dringen dat ze tijdens haar onderhandelingen voor een Associatie Akkoord een sterke nadruk moet leggen op de verplichtingen van Guatemala, en ieder van de andere landen, onder het internationaal recht. De Commissie moet op een krachtdadigere manier duidelijk maken dat een dergelijk akkoord enkel kan onder voorwaarde dat de fundamentele mensenrechten worden gerespecteerd, en hiernaar controle zal gebeuren. Het huidige akkoord, zijnde het EU-Central America Political Dialogue and Co-operation Agreement biedt de Commissie nauwelijks enige middelen om het mensenrechtenrecht te laten naleven.
3. De Belgische Overheid moet in haar eigen wetgeving inschrijven dat Belgische ondernemingen die actief zijn in het buitenland en de ondernemingen die belangrijke financiële en administratieve activiteiten hebben in België, de fundamentele mensenrechtenverplichtingen (zijnde de fundamentele mensenrechtenverdragen, IAO fundamentele en prioritaire mensenrechtenconventies) binnen en buiten haar grondgebied respecteren en hiervoor ook juridisch verantwoordelijk kunnen gesteld worden.

dinsdag, november 04, 2008

Marcel De Prins met Sociaal Huis Herent naar Guatemala: een reisverslag

Werkbezoek met het Sociaal Huis/OCMW aan Guatemala

9 – 24 september 2008


Versie op 10 okt 2008

Marcel De Prins

Samen op werkbezoek


We waren met een groep van OCMW Herent op reis in Guatemala van 9 tot 24 september. We waren met 14: 10 van OCMW, 1 van de GROSH, Fons Huet en Manuel Pau als begeleiders, en Eva Huet, het nichtje van Fons, vervoegde onze groep.

We gingen niet als toeristen op vakantie naar Guatemala. Het was een werkbezoek in het kader van de zusterband en de samenwerkingsovereenkomst van onze gemeente en Vlaanderen met Coban in Guatemala.

We gingen om te leren door te kijken, te luisteren, mee te voelen, mee te leven, mee te doen.

We wilden leren over de levensomstandigheden van de Q’eqchi’-Indianen, hun cultuur, hoe zij omgaan met kansarmoede, met oudere mensen, met de natuur. Als mensen die dagelijks te maken hebben met kansarmoede wilden we door uitwisseling van ervaringen mekaar helpen kansarmoede aan te pakken in respect voor de waardigheid van de mensen. We hoopten dat zij door ons bezoek zich gerespecteerd voelen in hun strijd voor erkenning in hun maatschappij, die beheerst wordt door een Spaanssprekende elite van grootgrondbezitters en rijken.

We hoopten dat we door dit werkbezoek ook onze eigen problemen zouden leren relativeren en meer keuzes maken. We geloofden dat deze reis er toe zal bijdragen om als medewerkers in de thuiszorg, de poetsdienst, de groepswerking van het Sociaal Huis, en als vrijwilliger in de Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking betere diensten te verlenen en een actievere rol te spelen in het lokale beleid.

Zo formuleerden we onze bedoelingen vooraf in de Nieuwsbrief Ak’kutan.

Een overvol programma

Het werd een unieke belevenis.

We moesten een afstand van meer dan 9000 km overbruggen en vlogen 16 uur door de ‘heilige wolken’.

Ons programma was overvol.

Van de hoofdstad bracht een bus ons na één nachtje slapen en enkele uren geld wisselen naar Coban, de hoofdstad van het departement Alta Verapaz en onze zustergemeente. Daar verbleven we drie dagen in ADICI (vereniging voor integrale, indiaanse gemeenschapsontwikkeling), de organisatie die Manuel Pau tewerkstelt en onze zusterband ondersteunt en waar Fons Huet vroeger gewerkt heeft en nog in de beheerraad zit. We leerden al doende het werk kennen van Marta, de domestica, de vrouw die het huis beheert van het centrum van de Dominicanen. Later sprak een deel van de groep ook met een andere dienstbode.

We volgden heel het proces van tortilla’s klaar maken en verkopen: wassen van de maïs, malen, kneden, ze ‘applaudiserend’ vorm geven met beide handen, bakken, verkopen én opeten. En tortilla’s hebben we gegeten! Met of zonder bonen, eieren, kip, rundvlees, groenten, soep,… ‘s morgens , ‘s middags en ’s avonds. Niet iedereen van onze groep kon ze smaken, maar allen vonden we dat deze van Josefina, de vrouw van Manuel, het lekkerst waren. We liepen er door de markt, spraken er met verkoopsters, zowel de grotere verkopers als de mandenverkopers die met hun waar uit de dorpen komen, als met een winkelier achter een veiligheidshekken. En we kochten er natuurlijk ook.

We trokken naar de calvarie, de grootste bedevaartplaats van de Q’eqchi’, en we werden ontvangen door Delfina Asig, coördinator bij ADICI. We liepen op bezoekdag door het ziekenhuis om een glimp op te vangen van hoe de zieken er verzorgd worden.

We bezochten de school van Edwin Armando Catun in Rosario, waar we de cadeautjes mochten afgeven die Matthias van Toverveld had laten schenken ter gelegenheid van zijn verjaardag aan de kinderen van deze school in plaats van voor zichzelf cadeautjes te vragen.

We gingen naar het schoolfeest in het Instituto Monja Blanca (instituut van de witte bloem, een van de symbolen van Guatemala), een school opgericht door Edwin met tweede kans onderwijs en opleiding voor jongeren en volwassen die als kind niet lang naar school hadden kunnen gaan. Dat in de scholen de feestdag van de nationale onafhankelijkheid op 15 september werd gevierd hebben we geweten. We maakten een 5-tal schoolfeesten mee. In de dorpen werd het feest van de onafhankelijkheid, gecombineerd met het schoolfeest normaal op het einde van het schooljaar (eind oktober) en met de viering van onze komst. Niet voorzien in het programma, maar we werden ook uitgenodigd op de burgerlijke trouw van Hunab, de zoon van Fons en Marta.

Van zondag tot zaterdag waren we in de dorpen en gemeenschappen in de streek van Nimlahakok. Vanuit Nimlahakok zelf trokken we met de jeep of te voet naar Ch’inamokooch, Salacuim, Finca Salinas, Santa Anita, K’oopala la Esperanza. De tochten met de jeep waren soms lang en lastig over wegen met putten en ook eens door een rivier. Omdat er verschillenden van onze groep ziekelijk waren of niet goed te been, kon er weinig afgewisseld worden tussen wie in de jeep zat en wie in de open laadbak zat of stond.

In Nimlahakok werden we ontvangen in het huis van de catechist Santiago, bij Erminio Ramirez Caal, de vroegere burgemeester van Nimlahakok en nu voorzitter van het oudercomité, bij Abel, de penningmeester van de coöperatieve, en Don Miguel, de voorzitter van de streeksraad, was geregeld onze gids.

In de dorpen maakten we het slachten van een stier mee (voor vlees voor de feesten), werkten we een beetje met de machete op het veld van kardemom, cacao en bananen en op het kerkhof, en hielpen we mee in de keuken. We hebben gefeest: we namen deel aan schoolfeesten en twee keer aan een Mayejak (een offerceremonie). Een groep plantte bomen. We vergaderden en kregen uitleg in de coöperatieve waar we verbleven in Nimlahakok en in de raad voor streekontwikkeling in Ch’inamokooch, Santa Anita, en Ko’opala. In Ko’opala, waar teruggekeerde vluchtelingen van de burgeroorlog gehuisvest zijn sinds 1996, verbleven we per twee bij families.

In de Finca Salinas wandelden we begeleid door dorpsgidsen in opleiding door het beschermde oerwoud, nu bedreigd door een petroleummaatschappij. Met enkelen stapten we met Hugo Ramirez Caal, broer van Erminio en de huidige burgemeester van de streek rond Nimlahakok, naar het kruis ter ere van de 918 gesneuvelden in het gewapende conflict.

Terug in Coban, hielden we een uitvoerige evaluatie en volgden we gespannen de toestand van een lid van onze groep, die ziek geworden was. We beluisterden het verhaal van de weduwen, slachtoffer van de burgeroorlog, verenigd in de raad van de Mayavrouwen, waar de vrouw van Fons, Marta, mede-initiatiefneemster van is. Om hen te steunen kochten we artisanaat en doeken door hen gemaakt en geweven. Ook op de markt kochten we cadeautjes voor de familie, voor collega’s en voor de kast van het gemeentehuis waar Guatemala in de vitrine komt en de aandacht zal vragen van de bezoekers. Eerst hadden we ons zelf eens verwend na zovele inspanningen met een lekkere maaltijd in een chique restaurant. Achteraf hoorden we dat de eigenares behoort tot de elite van de grootgrondbezitters en de patrones was geweest van de weduwe die ons wenend had verteld over de uitbuiting in een restaurant die zij moet doorstaan om haar kinderen onderwijskansen te kunnen geven. Van confrontatie gesproken.

Een confronterende reis

Het was inderdaad een confronterende reis.

We werden overweldigd door de prachtige natuur: de bergen, het groen van de wouden, de blauwe lucht, ongekende bomen, vruchten, bloemen en vogels. Overal vlinders van vele kleuren. Regen kregen we ook, maar gelukkig vooral ’s nachts of wanneer we ons niet moesten verplaatsen met de jeep. Maar we hebben door de modder gestapt. De mensen leven ook met de natuur: eenden, kippen, honden lopen vrij rond, tot in de kookplaats; varkens vastgebonden aan één poot bleven gelukkig op afstand.

De gastvrijheid van de mensen en de glimlach van de kinderen ontroerden ons.

We ontmoetten moedige mensen en sterke leid(st)ers: Hugo, Erminio, Miguel, Manuel, Santiago, Abel, Delfina, Maria, Marta….

Fons en Manuel hebben meer dan hun beste beentje voorgezet en Delfina en Esteban (de nachtwaker en manusje van alles) stonden altijd klaar voor ons.

Doorheen het samenwerken, de uitleg op vergaderingen (steeds vertaald door Fons) en in persoonlijke babbels hebben we heel wat kunnen opsteken over het leven en de cultuur van de Q’eqchi’: hun ontzag en respect voor de natuur, hun zoeken naar harmonie, hun grote dankbaarheid voor het leven en voor wie hen ondersteunt in hun strijd voor waardigheid, hun gastvrijheid.

Maar we hebben ook gezien met welke moeilijkheden zij af te rekenen hebben en we hebben geluisterd naar hun lijden en het onrecht dat hen wordt aangedaan en naar hun vraag naar erkenning.

De oorlog heeft in haast alle families slachtoffers gemaakt en vele vluchtelingen veroorzaakt. ” We bleven achter met veel verdriet” zei ons weduwe Doña Maria Macz. Aan de basis van de oorlog lag de onrechtvaardige grondverdeling en de slavenarbeid op de finca’s, vertelde Hugo op de berg van het kruis. De Indianen werden steeds hoger in de bergen gedreven met de minst vruchtbare grond en met gevaar van grondverschuivingen bij zware regen; de huizen kunnen bedolven worden onder de modder. De interest van de leningen om grond te verwerven is onredelijk hoog. Het werk op de velden is zwaar; door de vele tussenhandelaars en de hoge transportkosten zijn de verdiensten gering van de kardemomteelt. De mandenverkopers moeten lange tochten afleggen naar de markten, waar ze soms weggepest worden en ze weinig kunnen verkopen. De domestica’s moeten lange dagen kloppen en ontvangen een laag loon (200 à 300 Quetzales of 20 à 30 euro per maand naast kost en inwoon). De onderwijzers ontvingen al 4 maand geen loon (rond de 2000 Quetzales of 200 euro per maand, en moeten soms van een heel andere streek komen en dus verplaatsingen betalen (400 Quetzales of 40 euro per week). In vele dorpen is er geen drinkbaar water nabij of is er maar één bron of gezamenlijke waterkraan. In Ch’inamokooch) zou Don Miguel een dammetje willen bouwen, maar ontbreken de middelen om een terreinstudie te doen. Leden van onze groep waren geschokt door de beperkte middelen in het hospitaal in Coban, maar hoe is het gesteld met de gezondheidscentra en de dienstverlening in de dorpen? In de meeste dorpen zijn er scholen voor lager onderwijs, maar het schoolmateriaal blijft beperkt en scholen voor secundair onderwijs zijn op verre afstanden. Het onderwijs in de twee talen (Spaans en de Maya-talen zoals Qeqchi’) is nog niet overal doorgedrongen en is eigenlijk gericht op Spaans aanleren en leidt vaak tot vervreemding van de eigen cultuur. Vele kinderen verlaten het onderwijs na twee, drie jaar.

Wij schokten over en weer op de wegen vol putten; onze gastheren waren al blij dat er recent wegen waren aangelegd naar hun dorp, maar het blijft zo dat de staat onvoldoende investeert in wegen, onderwijs, gezondheidszorg omdat zij geen geld heeft omdat de rijken geen belasting willen betalen.

Wij stoorden ons aan het gebrek aan hygiëne; voor de indigena’s zijn gemeenschappelijke Wc’s zoals in de scholen, de vergaderplaatsen en de coöperatieve en het gebruik van Wc-papier nog niet geïntegreerd in hun cultuur, legde Fons ons uit, maar zorg voor het milieu en afvalverwerking staan nog aan het begin. Het oerwoud dat we bezochten wordt bedreigd door een petroleummaatschappij en op andere plaatsen worden dorpen weggevaagd door mijnbouw en waterdammen; het profijt blijft niet in het land (slechts 1% lazen we op affiches) maar vloeit weg naar grote firma’s in het buitenland.

De Q’eqchi’ laten ons niet los; wij laten hen niet los

Ondanks al deze zorgen en problemen ervaarden we zeker bij de leiders een grote wil tot ontwikkeling vanuit hun eigen cultuur. Daarom is de evolutie naar autonoom beheer in de streekraden zo belangrijk. Die willen wij ook ten volle ondersteunen met de zusterband. Hier en daar kregen wij vragen naar geldelijke steun. Wij antwoordden dat we niet kwamen met geld, maar met een open hart en open geest om van mekaar te leren. We beloofden te spreken over wat wij gezien en gehoord hebben en zo mee te werken aan sensibilisering voor hun noden en bewustwording van hun cultuur. We beloofden het bestuur van onze gemeente en ons land te vragen om druk uit te oefenen dat de regering van Guatemala internationale overeenkomsten in het kader van de vredesverdragen over respect voor de inheemse volkeren en over decentralisatie van het bestuur zou naleven. Wij beloofden als inwoners van een Fair Trade gemeente op te komen voor en mee te werken aan eerlijke handel en contacten te helpen leggen tussen groepen van artisanale werksters en Fair Trade.

Wij zijn nu allen veilig thuis, onze valiezen zijn uitgepakt, maar onze harten en onze hoofden zitten nog vol indrukken en vele vragen. Wij laten de Q’eqchi’ niet los.

AJEL een Guatemalteeks dorpje in de Altiplano op enkele tientallen kilometers van Mexico


AJEL een Guatemalteeks dorpje in de Altiplano op enkele tientallen kilometers van Mexico

Een lieflijke omgeving in de bergen, te vergelijken met de Ardennen maar dan honderden meters hoger en steiler.

Maar….. Ook een Canadese Mijnbouwfirma heeft haar dochterorganisatie naar deze lieflijke omgeving gestuurd om een open goud- en zilvermijn te ontginnen.

Wat is een open mijn? Bergen worden afgegraven en waar de ondergrond te hard is wordt die tot ontploffing gebracht met alle gevolgen voor de omgeving en milieu. Daarna worden de ertsen gewassen met heel veel water dat verstuifd wordt om de cyanide, een ernstig giftig middel, niet te ver te laten wegwaaien. Ze bouwen ook een dam om meer water te kunnen stockeren en te kunnen gebruiken.


De mijnbouwers hadden 4 km² nodig en wilden die natuurlijk zo goedkoop mogelijk in handen krijgen.

Hoe? Door voor de inwoners een feest te geven met vlees en veel drank en door ze op dat moment mondeling te beloven dat ze een verharde straat zouden krijgen, verharde patio’s,voortuinen, waar ze hun koffiebonen kunnen te drogen leggen. Een schooltje in hun dorp. Ze gingen zelfs stenen woningen bouwen, sterker dan de meestal houten huisjes die ze momenteel betrekken.

Ijzer smeden als het heet is, dachten ze en terwijl ze de inwoners het hoofd op hol brachten met zogezegde mooie sommen geld werden de eerste schriftelijke contracten opgesteld.


Sommigen lieten hun grond voor 4000 Q (quetzales plaatselijke munt) per 400 m² (hun oppervlakte-eenheid over aan de mijnbouwers. Dit bedrag is relatief laag, ongeveer 400 € voor 400 m². Op zich is dat veel geld maar dan kan je geen ander onderkomen of terrein voor kopen.


Anderen kregen 10 maal meer voor hun gronden. De sociale gevolgen bleven niet uit.

Degenen die met hun grond ook hun huis verkochten moesten de dag na ondertekening onverbiddelijk uit hun woning. Velen besteedden hun geld aan drank en verwaarloosden hun gezin tot ze ontdekten dat het geld opraakte en ze geen ander onderkomen hadden gevonden.

Geen huis, geen werk, geen geld, geen gezin meer, miserie troef.


Maar…eens de mijn in actie krijgen de bewoners die overbleven in AJEL het nog harder te verduren. De paar stenen woningen krijgen barsten in hun huis, de waterlopen raakten vergiftigd door de cyanide. Waterputten met de levensnoodzakelijke voorrraad water raken leeg.

Kleine kinderen krijgen onverklaarbare huiduitslag met vreselijke jeuk en wonden tot gevolg.

De gewassen krijgen niet meer het volume van voorheen bij gebrek aan water.


Ze probeerden door te praten overeenkomsten te sluiten met de mijneigenaars om hun rechten te vrijwaren. Ze werden niet getolereerd en kwamen in actie door de wegen naar de mijn te blokkeren.

Gevolg: op een morgen om 5.00u komen 300 politieagenten een dorpsverantwoordelijke uit zijn houten huisje met hangslot sleuren. Hij toont me het verwrongen slot dat hij als bewijs bij houdt. Hij wordt met enkele anderen opgesloten, vernederd en geslagen. Na een week naakt in de gevangenis te hebben verbleven zonder het hem voorgehouden formulier te tekenen waarmee hij zou bekennen dat hij een rebel is of deel uitmaakt van een rebellengroep, worden hij en de anderen vrij gelaten. Leden van een vereniging, Copae, hebben ondertussen advocaten aangesteld en betaald om ze vrij te pleiten, maar na een jaar waren ze nog niet vrijgepleit van schuld. Dit wil zeggen dat ze ten allen tijde nog zonder reden opgepakt kunnen worden voor ondervraging.

Dit alles gebeurt terwijl de hoofdschuldigen, veel geld verdienen op de kap en de gezondheid van de Indígenas.


In die streek rond San Marcos tracht bisschop Rammazzini de mensen zoveel mogelijk te helpen en te ondersteunen, op gevaar van eigen leven. Hij werd al verschillende keren bedreigd.


Adri Daniëls december 2007

Na de presidentsverkiezingen:(n)iets nieuws onder de zon?

GUActueel:

Na de presidentsverkiezingen:(n)iets nieuws onder de zon?

Na de verkiezing van Alvaro Colom tot president was er de stille hoop dat het nu toch een klein beetje lente zou worden in Guatemala. Het is nu echter al duidelijk dat de grote veranderingen niet tijdens deze legislatuur zullen plaatsvinden. De invloed en de macht van de grootgrondbezitters is ook nu nog van die aard dat het een heel moeilijke evenwichtsoefening voor de president zal zijn om toch een begin van verandering door te zetten. De stijging van de voedselprijzen en de toenemende honger in de wereld nopen tot maatregelen om de voedselproductie op te drijven. Niet anders in Guatemala. Een plan van de regering om grote oppervlakten braakliggende landbouwgrond te onteigenen werd door de president ‘him self’ van tafel geveegd,onder druk van de grootgrondbezitters. Anderzijds besloot de regering toch aan te sluiten bij het plan Petrocaribe, waarbij vanuit Venezuela olie tegen zeer schappelijke voorwaarden geleverd wordt aan de arme landen . Ook nu was er verzet van de grootgrondbezitters die het spook van het communisme al zagen opdagen in de figuur van Hugo Chavez. Dit plan heeft men evenwel niet kunnen afschieten omdat geen zinnig denkende mens de ogen kon sluiten voor de economische voordelen die dit plan biedt. Zo werd het plan ook verkocht: het was immers geen ideologisch maar financieel akkoord .


Feminicide: In Guatemala heerst nog steeds het geweld, vooral tegenover vrouwen, dit valt niet te ontkennen: wijd verspreid huiselijk geweld, daarnaast rijst echter ook de vraag of er geen georganiseerd geweld is tegen de vrouwen. Guatemala kent al jaren mysterieuze moorden in de berggebieden, meer nog als in Ciudad Juarez, Mexico, echter, deze moorden verdwijnen in de stilte. Moordenaars vindt men niet, of het was sporadisch.
De verantwoordelijken zouden de ex-militairen zijn, ontslagen na de vredesakkoorden. Het vermoeden is dat zo de roep om een sterk gezag zou toenemen en Colom zou kunnen overhalen om de getalsterkte van het leger uit te breiden. We zijn dus nog ver weg van de vredesakkoorden van 1996. Meer info, klik hier.

Daarenboven is de partij van Colom nu ook nog verdeeld in een Colom - deel, een gedeelte met de aanhang van zijn vrouw en een deel dat zijn vel wilt en hem op allerlei manieren bespioneerd (afluisterapparatuur in zijn huis o.a.). Een lange weg met veel putten te gaan voor de sociaal-democraten...

Roland

Betere gezondheidszorg door CGTG in Setaña

Setaña, el pueblo unido jamás será vencido?!

Bezoek CM, ACW en ACV aan een gewraakte fincanederzetting: David tegen Goliath

Het staat op geen enkele kaart en geen verkeersbord wijst de weg erheen. Het dorp Setaña ligt in het departement Alta Verapaz. Vanuit de departementshoofdstad Cobán de weg naar het Noorden en na een aantal kilometer rechtsaf de teerweg af. Daarna nog een uur hobbelen over een weg van stenen en modder en dan is er opeens het grote bord: “Vakbond van het dorp Setaña, aangesloten bij de boerenbond Fedecampo en de CGTG”. Bij het begin van het dorp hebben de boeren het neergezet, bij hun gebouwtje dat ook dienst doet als apotheek.

Als we binnenrijden in het dorp, staan een driehonderd mensen ons op te wachten. Ze werden allen uitgenodigd om het verhaal van de blanken te horen, te zien wat we zouden kunnen veranderen aan hun situatie, om hun verhaal van onzekerheid en druk te vertellen. De tolk vertaalt ons verhaal naar het Spaans, van het Spaans gaat het dan door een andere tolk naar het Qiq-chi.

Aan de kleren van de mannen kun je niet merken dat Setaña een indiaanse gemeenschap is. Aan de taal wel, want de meeste bewoners spreken geen Spaans, maar de indiaanse taal Qiq-chi, de kinderen in het dorp leren nu de talen Spaans en Qiq-chi op de basisschool. In de laagste klassen zijn de lessen bijna helemaal in het Qiq-chi en in de hoogste klassen gaat het meeste in het Spaans.

Zo’n dertig jaar geleden zijn de boeren hierna toe gekomen, want het land werd door niemand gebruikt. Maar nog altijd zijn ze niet zeker of ze kunnen blijven. Een grootgrondbezitter heeft een rechter naar zijn hand gezet en probeert de boeren te verjagen. Diezelfde ochtend van ons bezoek kwamen er drie pick-ups op het terrein. Goed bewapende mannen en een deurwaarder, die hen nogmaals aanzette het terrein te verlaten en dreigde met verdrijving door harde hand. De mensen van Setaña, die de onzekerheid beu zijn, hebben deze ongenode bezoekers verjaagd met stenen. (verhaal gefilmd door delegatie Leuven)

De mensen verbouwen maïs, bananen, wat koffie en bonen. Sommigen hebben wat kleinvee, een enkeling heeft een paar koeien. Maar rijkdom is het niet in het dorp. Men verbouwt voor eigen consumptie en er is nauwelijks wat over om te verkopen. Slechts één huis heeft elektrisch licht en telefoon. “De elektriciteit komt wel tot aan het dorp,” vertelt een boerenleider, “we hebben het er al vaak over gehad, maar niemand van ons kan de stroomrekening betalen als we verlichting in de huizen zouden hebben. Daarom hebben we geen licht.”Bij veel huizen in het dorp staat een grote plastic watertank om het regenwater op het dak van de huizen op te vangen. Toch is dat niet voldoende. “In de maanden van de droge tijd helpt dat niet genoeg en we hebben hier geen water in het dorp. Om water te hebben voor onszelf en de dieren moeten we het dan halen aan de andere kant van die berg. Ver is het niet, misschien twee kilometer…”

Hier heeft de CGTG ook een dorpskruidenier, waar alle producten tegen een verlaagd tarief worden verkocht. Deze mensen hebben immers niet veel inkomsten. Een beetje van verkoop van producten. Verder wil de CGTG er ook een veestapel opbouwen, in beheer van de indianen. Dit is echter nog toekomstmuziek…

De gezondheidswerker
Mario Enrique Solon Tjoc is de gezondheidswerker in het dorp Setaña. Vol trots laat hij “zijn” apotheek in het gebouwtje van de boerenbond zien. De medicijnen staan uitgestald op de schappen. “Ik ben hier elke dag vanaf 4 uur ’s middags, behalve op zondag of als ik naar mijn patiënten ben. Dan moeten de mensen wachten tot ik terug ben.” Hij wijst naar een bank in een donkere hoek in het gebouwtje: “Daar kan ik mensen onderzoeken met de stethoscoop en ook de bloeddruk opnemen. De mensen komen hierheen voor consult behalve de oude mensen die niet zo ver kunnen lopen en de mensen die heel erg ziek zijn. Die bezoek ik zelf bij hun thuis.”

Mario Enrique is nu bijna twee jaar gezondheidswerker van de boerenbond en net als alle andere gezondheidswerkers van de CGTG doet hij dit werk als vrijwilligerswerk. Hij doet het voor het dorp en omdat het zo belangrijk is, verduidelijkt hij. In het dagelijks leven is de vrijgezelle 25-jarige Mario Enrique boer, “maar ik ben zelfstandig, ik werk niet op het land van mijn vader.”
Bijna twee jaar geleden is hij met dit werk begonnen. “Ik volg cursussen net als de andere gezondheidswerkers van de CGTG. Ik ga daarvoor naar de hoofdstad en dan hebben we steeds een paar dagen cursus in het kantoor van de CGTG. Dr. Perreira heeft mij veel geleerd over ziektes, het herkennen van ziektes en wat je dan moet doen. Welke medicijnen je bij welke kwalen moet geven. Ook leren we veel over het voorkomen van ziektes en hoe we daar met zijn allen in het dorp wat aan kunnen doen. In het begin wist ik nog heel weinig en kon ik ook de kinderen niet vaccineren. Maar gelukkig waren er in ons dorp het eerste jaar ook “medische dagen” en dan kwam de dokter van de CGTG met een verpleegster hierheen. Zij deden dan de vaccinaties van de kinderen, maar nu doe ik dat zelf.”

Voor de medicamenten moet Mario Enrique ook naar de hoofdstad. Dit is steeds een gevaarlijke onderneming. Met de inkomsten van de apotheek gaat hij dan naar de hoofdapotheek van de CGTG. Een hele dag is hij daarvoor onderweg. Op een dag werd hij echter overvallen. De opbrengst van zijn apotheek werd volledig geroofd. Hierdoor kon hij een medicatie kopen.

De dokter van de CGTG is voor Mario Enrique zijn steun en toeverlaat. “Als ik niet weet wat ik met een patiënt aan moet dan telefoneer ik met de dokter en die geeft mij dan advies. Zonder de dokter zou ik dit werk niet kunnen doen. Althans nu nog niet, misschien in de toekomst wel.”

Partenariaatsovereenkomst CGTG - ACV, CM en ACW Leuven

Partenariaat Guatemala

Overeenkomst 2008 – 2013
Duurzame samenwerking tussen CGTG en
ACV, CM en ACW regio Leuven


1. Inleiding


De Confederación Central General de Trabajadores de Guatemala en het ACV, CM en ACW van het verbond Leuven sluiten een akkoord voor de periode 2008 – 2013, binnen het kader van het strategisch plan, overeengekomen met Wereldsolidariteit en de CGTG. Dit akkoord heeft tot algemeen belang de ondersteuning van de werking van de aangegeven partner én de ondersteuning van de verbondelijke noord-zuidwerking van de Christelijke Werknemersorganisaties in het verbond Leuven.


Deze overeenkomst is gebaseerd op de samenwerking die sinds 2004 wezenlijk deel uitmaakt van zowel de werking van de aangegeven organisaties in Guatemala als deze in het verbond Leuven.


Deze overeenkomst wil de mondelinge afspraken tussen de partners op vlak van financiële en inhoudelijke samenwerking formaliseren voor een periode van 2008 tot 2013.




2. Langdurige versterking van de CGTG in Guatemala

Door de financiële samenwerking tussen de CGTG enerzijds, en het ACV, CM en ACW regio Leuven anderzijds, kan de partner in Guatemala op een langdurige en structurele manier haar werking verstevigen op vlak van solidaire economie en microkredieten, mensenrechten, gezondheidszorg en arbeidsrechten. Dit gebeurt in het kader van het programma tussen Wereldsolidariteit en de partner in Guatemala.

De middelen van de partner in het noorden zullen aangewend worden voor de uitvoer van de programma’s van de partner in Guatemala. De contacten over het uitvoeren van de overeengekomen plannen, zijn in handen van het nationale secretariaat van Wereldsolidariteit. Wereldsolidariteit draagt ook de verantwoordelijkheid van het programma naar de Belgische en Europese overheid.

De langdurige samenwerking geeft aan de partner in Guatemala de kans om de communicatie en oproepen tot maatschappelijke actie met de noordelijke partners te structureren. Dit zal in overleg met de verantwoordelijken binnen de noordelijke partners uitgebouwd worden.


De mogelijke uitwisselingen tussen de organisaties (buiten de nu reeds bestaande initiatieven), zijn een goede manier om tot een betere samenwerking te komen. De modaliteiten zullen in de toekomst tussen de partners in noord en zuid onderling uitgewerkt worden.

3. Bewustmaking en solidariteit in het Noorden

Bewustmaking van de achterban

Het verstrekken van informatie over de partner in Guatemala heeft tot doel om de situatie van de werknemers wereldwijd te verduidelijken. Het voorbeeld van en de betrokkenheid bij de problematiek van de partner in Guatemala, geeft de leden van de christelijke werknemersorganisaties inzicht in de wereldwijde systemen van arbeidsuitbuiting en in de mogelijkheden die onze beweging en deze van onze partner in het zuiden als alternatief kunnen stellen.


Informatie dient tevens om de leden en sympathisanten van de christelijke werknemersorganisaties aan te zetten tot actie. Deze actie is gesitueerd op maatschappelijk, politiek en fondsenwervend vlak. De coördinatie van deze acties gebeurt binnen een samenwerking van de verantwoordelijken binnen het ACV, CM en ACW in overleg met de partner in Guatemala en het nationale secretariaat van Wereldsolidariteit. Samen met de partner in het zuiden, spreken het ACV, CM en ACW de kwantiteit en draagwijdte van de acties af. Ten aller tijde zijn de acties in de eerste plaats in functie van de zuidpartner. De zuidpartner heeft ook ten aller tijde recht op informatie en uitleg over de sensibiliseringsacties in het noorden uitgevoerd of gepland.


De regioverantwoordelijke van Wereldsolidariteit is, binnen het partenariaat, de verantwoordelijke voor de communicatie. Hij zorgt voor een goede aflevering ervan.



Netwerking in dienst van de zuidpartner

De drie noordpartners (ACV, CM, ACW verbond Leuven) kunnen de andere organisaties, die rond een zelfde doel werken, voor Guatemala, thematisch en ad hoc bijeen brengen.


In overleg met de politieke strategieën van Wereldsolidariteit en ACW willen de drie noordpartners (ACV, CM, ACW verbond Leuven) een politiek netwerk uitbouwen , naast een brede basis binnen haar eigen organisaties en de sensibilisering binnen en buiten de eigen organisaties en naast de samenwerking onder de verschillende organisaties met Guatemala als doelland en waardig werk/waardig leven als thema. We willen ook politieke druk uitoefenen op de regering in Guatemala om te komen tot een solidair, duurzaam en verdraagzaam Guatemala.

Informatie
De zuidpartner engageert zich om de gevraagde informatie aan te reiken, om zo aan bewustmaking en brede actie te kunnen doen in de regio Leuven. Deze informatievergaring focust zich op een aantal projecten, waarmee de noordpartners hun achterban voeling wil doen krijgen, omdat ze nauw aansluiten bij het eigen project of de belevingswereld van de leden.

Daarnaast kunnen enkele acties, op vraag van de zuidpartner, meegenomen worden in het communicatieplan dat onder de noordpartners zal worden opgemaakt. Een jaarlijkse evaluatie hierover, met tussentijds overleg, in samenwerking met het nationale secretariaat van Wereldsolidariteit, zal de partners (noord en zuid) hierrond dichter bij elkanders doelen brengen. In onderling overleg wordt er afgesproken welke informatie er uitgewisseld wordt.


4. Jaarlijks overleg en evaluatie


Jaarlijks evalueren ACW, ACV en CM regio Leuven de eigen samenwerking ikv partenariaat. Hier zullen ook de communicatie en de acties geëvalueerd worden in functie van de zuidpartner en de noordeducatie. Samen met het nationaal secretariaat van Wereldsolidariteit zal deze evaluatie in functie van het programma met de CGTG worden bekeken. De CGTG kan hierin steeds adviezen geven of vragen stellen aan ACV, CM en ACW regio Leuven.

Jaarlijks is er ook een informatief overleg met de noordpartners over de resultaten en het jaarplan van de CGTG bekeken worden. Het nationaal secretariaat van Wereldsolidariteit is verantwoordelijk voor de nodige informatievergaring en de voorstelling van de cijfers en de jaarplannen voor deze momenten.

5. Voortzetting van de overeenkomst


Het ACV, CM en ACW regio Leuven engageren zich om minstens een jaar voor het beëindigen van de overeenkomst het gesprek aan te gaan met de verantwoordelijken van het nationaal secretariaat van Wereldsolidariteit voor een eventuele voortzetting van de overeenkomst.



Deze overeenkomst werd aangegaan op 3 november 2008 in Brussel door:


Secretaris – Generaal:

José Escolastico Pinzón Salazar

Namens CGTG


Secretarissen:

Johan Vervoort Dominiek Roelandts Gilbert Pex

Namens ACV Leuven Namens CM Leuven Namens ACW Leuven





André Kiekens

Namens Wereldsolidariteit


De Voorzitters:


Erik Loddewijckx Luciaan Van Casteren Peter Wouters
Namens ACV Leuven Namens CM Leuven Namens ACW Leuven